Hoofdstuk 24

185 18 13
                                    

Ik ben compleet verbaasd wanneer ik heb zie. Levend. Gewoon daar voor mijn neus, alsof er niets is gebeurd. Ze staan met hun rug naar ons toegekeerd ongeveer een meter of zeven voor ons. Foxy eet iets wat ik omschrijf als een grote wortel en Bastiaan peuzelt een hoopje muisjes op, die hij waarschijnlijk zelf heeft gevangen. Ze zien ons niet, merken ons überhaupt niet eens op.

Met een open mond staar ik naar hen. Ik had het niet echt voor mogelijk gehouden dat ze nog zouden leven. We bevinden ons namelijk wel in een onbetrouwbare arena.

Eric kucht, waarna Foxy opschrikt. Ze kijkt verwoed om zich heen en merkt dan ineens dat wij er staan. Langzaam draait ze zich om, om vervolgens Eric te wenken. Hij lijkt verbaasd ons te zien.

"Wat doen jullie nou weer hier?" vraagt Foxy, met een boze ondertoon.

Die reactie had ik niet verwacht. Haar boze ondertoon belooft niet veel goeds.

Ik besluit om gewoon antwoord te geven. "We zijn gekomen om ons weer te herrenigen met jullie."

Ze snuift. "En dacht je dat ik dat nog wel wilde?" Ze begint te lachen. "Dacht je het echt zeker?"

"Hé," zegt Eric, die ertussen komt staan, waarschijnlijk om een opkomende ruzie te voorkomen. "Hé! We hadden op z'n minst een begroeting verwacht."

"Hoi," zegt Bastiaan droog. Misschien als bevestiging op Erics zin.

Foxy kijkt nog bozer. Waarom?

"We wilden jullie gaan zoeken," zegt Eric. "En we hebben jullie gevonden. Wees op z'n minst een beetje blij, of opgewekt." Hij zucht.

Bastiaan doet een stap naar voren. "Ik vind het heel erg fijn om jullie weer te zien. Ik maakte me eigenlijk wel een beetje zorgen om jullie."

"Niet waar," zegt Foxy, die nu nog bozer lijkt. "Dat deed je niet en dat heb je ook nooit gedaan. Houd je er alsjeblieft buiten!"

Bastiaan doet geschrokken een stap achteruit en kijkt met gebogen hoofd naar de grond.

"Zo," zegt ze dan. "En wat geeft jullie het recht om hier te komen?"

Ik heb zin om recht in haar gezicht te schreeuwen. Maar dat doe ik niet. In plaats daarvan zeg ik alleen maar kalm: "Dit is een arena hoor. Niemand heeft hier eigen grond of een eigen territorium."

"Precies," voegt Eric eraan toe. "En ten slotte kunnen we je met één klap neerslaan, als je dat soms wilt."

Foxy schiet in de lach. "Ja joh, doe maar lekker stoer met je hondentaal. Je bent niet specialer als ik ben, niemand is specialer als mij." Ze snuift. "Oh ja, en heb je ooit geweten dat je stinkt naar een natte hond? Jullie allebei trouwens."

Haar opmerking zou me niet moeten raken. Maar dat doet het wel. Heel diep van binnen knapt er iets en ik heb zin om haar tot moes te slaan en te zien hoe al het leven uit haar ogen verdwijnt. Dus ik spring op en duik bovenop haar, waarna ze hard op de grond valt. Ze schreeuwt het uit, waarschijnlijk van de pijn. Daarna druk ik met één poot haar hoofd tegen de grond en met de andere houd ik haar in bedwang.

Nu ben ík degene die lacht.

"Nu zul je de waarheid moeten erkennen," zeg ik, terwijl ik naar haar snuit hap. Haar dikke paardenlijf stuitert een beetje onder me. "En als je nog eens zo'n toon tegen me aanslaat, dan verzeker ik je dat je niet lang meer zult leven."

Foxy's uitdrukking verandert niet. Er staat een vage grimas op haar gezicht, gevolgd door een vertrekking van pijn. Ze probeert zich los te wurmen, maar ze is klein en haar spierkracht is niet al te best.

"Ho ho," zeg ik hard in haar oor. Ze krimpt in elkaar. "Als we geen bondgenootschap hadden gesloten was je nu al dood geweest, en dat weet je best. Dus ik zou maar beter gaan luisteren als ik jou was."

The wolf and the gamesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu