-|| 11 || Prinses

288 29 11
                                    

- LOCATIE ONBEKEND -
24 mei || ??:??

Niets leek hem tot stilstand te kunnen brengen. Zijn twijfels verdwaalde telkens weer opnieuw met de snelheid die hij aanhield. Elke keer als er nog maar een vonk van onzekerheid voelde knetteren, leek dit weggenomen te worden door hij die zijn hoofd nu in handen had.

Hij moest zijn controle wel afgeven aan zijn wederhelft, al was er weinig bewuste wil in die keuze gekropen; hij was op zijn breekpunt. Ook wetend dat hijzelf met zijn — grotendeels menselijk — verstand en zintuigen haar nooit zou kunnen vinden en een poging wagen om zijn wolf toch aan te vechten, enkel zinloos zou uitdraaien.

Toch voelde hij alles. De grond denderend onder zijn poten, de wind suizend, bijna schreeuwend in zijn oren als hij zijn focus er wat te hard op legde. Hij was zeer bewust over elke beweging die hij maakte, al was hij niet degene die deze in gang zette. Dit was een ervaring die hij nog nooit had toegelaten.

Hij wist dat hij met wie hij nu controle deelde, niets anders wilde dan wat hij zelf naar verlangde.

De realiteit leek door een mentaal voelbare schock opgerukt te worden. Afremmen deed hij, ondanks hij daar wel enkele meters voor nodig had. Met enkele secondes verwerktijd, leek hij te begrijpen wat de plotselinge verandering in atmosfeer had veroorzaakt;

zij.

Hij was dichtbij, althans genoeg om haar geur, hoe zwak dan ook, op te vangen.

Misschien, heel misschien, als hij meer in controle was geweest dan zijn wolvengeest, had hij opgemerkt dat het stuk bos waar hij zich nu in zou verdwalen, tè voorbereid was voor zijn passage.

-~-

"Finn?"

"Neen, Anne,"

"Kom op-,"

"Nuh-uh"

"Finn, ik zweer het, kom-,"

"Jamais."

Annes vermoeide zucht trok Bebas' aandacht even, maar keerde deze snel terug op zijn nieuwe fascinatie, Finn. Die viervoeter stond al enkele minuten aan het hek van de hondenwei, geduldig wachtend tot zijn ridder uit de grote Jeep zijn intrede in het hondenparadijs zou maken; nu stond-ie immers nog altijd aan de andere kant van de railing.

op de stoep.

Zo'n 5 meter van de omheining.

Bijna buiten hoorbereik van de hondenwei.

Tja, dat Finn bang was voor honden, was een zwaar understatement.

"Kom op Beebs, we kunnen hier niet eeuwig blijven," mompelde ze naar haar golden retriever en probeerde aan zijn halsband zijn neus in een andere windrichting te zetten, maar zijn adoratie voor Finn overtrefte zijn bewegingsdrang.  "Hoe ironisch," zei ze dan terwijl ze terug uit hurkhouding kwam," de half wolf is doodsbang voor een soortgenoot." Ik grinnikte, dit had toch wel een nieuw toppunt van farce bereikt. "De half wolf kan je nog altijd horen," werd er dan gegrommeld, de unieke term tussen zijn tanden gezegd," en bovendien, wij zijn geen soortgenoten van dat... chose." "Oh, kom aan, Finn. Jullie verschillen toch echt wel amper van gedaante, èn breincapaciteit," schoot Ann terug zonder schaamte.

"Àmper?!" Volgde hij zichzelf krampachtig op," Zie die ogen, daar zit misschien een druif van een hersenen achter. Geen gedachten, niets. Volledig onvoorspelbaar, geen gok mogelijk over wat zijn plannen zijn. Zoiets vertrouw ik niet." Ik fronstte," dat is wel erg diepe analyse van een huisdier." "Door een huisdier," mompelde Anne nog snel onder haar adem voor ze naar mij knipoogde en zwaaide naar iemand die aanwandelde. Finn keek om, verloor vrijwel direct zijn balans en leek klaar te zijn om op de vlucht te slaan. "Hey Daniel!" Zei Anne vrolijk, genietend van Finn's reactie," en hey Prinses!". De laatste woorden richtte ze op Daniel's wandelmaatje, oftewel een goedaardige, maar eerlijk gezegd magere-hein-angstaanjagende Dobberman.

Meisjes van AntwerpenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu