Mijn ogen gleden over Rianne heen, iets wat gemakkelijk ging door haar doorregende gestalte. Haar haar, dat meestal in vers gezette, hete krullen zat, hing als stukken ruw touw langs haar gezicht. Haar jas, al leek deze waterbestendig te zijn, glimde van de vochtigheid in het licht van de gang. Regen tikte genadeloos verder op haar hoofd, samengaand met wat rommelende donder in de verte. "Wat kom je hier doen?" Was de beste combinatie van woorden die ik uit wist te slaan. Haar ogen leken verward, alsof ze net op deze plek was wakker geworden. "Jane, ik moet met je praten," sprak ze plots zelfzeker, iets wat niet paste bij die vorige gezichtsuitdrukking. Bevragend keek ik haar aan, niet goed wetend wat ik moest antwoorden daarop. De regen bleef maar verder vallen, het geluid werd praktisch oorverdovend. "Mag ik even binnenkomen?" Vroeg ze fragiel. Traag zette ik een stap uit het deurgat, mijn hand nog steeds rustend op de klink. Sneller als ik had verwacht zette Rianne enkele stappen naar binnen, in het licht van de hal leek ze nog meer op een natte, verwaarloosde hond. Ik draaide de deur op slot achter me, het lawaai van de storm dempend.
Rianne leek nog steeds verloren in haar eigen hoofd te zijn, een staat waarin ik haar nog nooit had gezien. Ik kende haar ook niet vanbinnen en -buiten, maar dan nog. Die zelfzekere, bijt van zich af, populaire ingesteldheid die ze meestal met zich meedroeg, leek weggewassen te zijn met het weer buiten. "Jane," zei ze dan, me recht aanstarend. Verder leek ze niet te geraken, alsof haar tong in haar keel was gegleden. "Rianne, Ik kan echt niet plaatsen waarom je hier bent, eigenlijk," zei ik voorzichtig, hopend dat dit haar niet als snauwend zou overkomen. Ze zuchtte enkel, haar ogen sloeg ze naar de grond. "Ik hoorde je daarstraks met Anne buiten," zei ze dan, iets in me klikte. Of het woede was, wist ik niet, maar het was een hele hoop emoties. "Oh," was het enige antwoord dat mijn stembanden konden fabriceren. Ze wreef met haar handen over haar gezicht, het viel me nu pas op dat haar mascara door de regen was uitgelopen.
"Het was niets groots, oké? Gewoon een meningsverschil," volgde ik uiteindelijk op, waarna ze me terug recht aankeek. "Jane, ze was er echt kapot van," antwoordde ze, waardoor ik fronste. "Hoe weet jij dat zelfs?" Mompelde ik eerder defensief. "Omdat ik haar heb moeten kalmeren," zei ze rustig. Ik sloot mijn ogen, nog altijd mijn gezicht in een verkrampte uitdrukking. "Waarom zeg je me dit?" Vroeg ik, werkelijk verward. "Omdat je iets moet inzien, Jane," vervolgde ze me snel. "Hoezo? Waar bemoei je jezelf mee?" Ik voelde die vlam weer aangestoken worden, dezelfde die had gebrand in het park. Rianne keek me strak aan, duidelijk aan het sukkelen om woorden over haar lippen te krijgen. Ik kan me niet herinneren dat ik haar ooit zo al heb gezien, ze was zo ver van zichzelf.
"Jane, zie je dan zelf niet dat je je eigen leven aan het kapot maken bent?" Bracht ze uit na enkele secondes. Stilte, samengaand met het getik van de regen nam even over. Ik voelde me met verstomming geslagen, dit had ik niet verwacht van haar. "Meid," ze zuchtte voor ze zich verder zette," ik weet niet wat je allemaal al overkomen is en ik ben niet de persoon die dat uit je gaat slaan, maar ik ben niet de enige die ziet dat na die Parijstrip je volledig omgeslagen bent. Zien hoe je jouw beste vriendinnen blijft wegduwen en jezelf bij het afval lijkt te willen gooien is gewoon... onmenselijk". Weer vielen haar woorden even uit, maar haar gezicht sprak verder. Ze leek op het punt te staan om te... huilen.
Donder daverde in de verte, al leek het steeds dichterbij te komen. Ik wist niet meer wat te denken, wat te voelen. Mijn lichaam voelde verdoofd, mijn hoofd leeg. Het enige waar ik in staat toe was, was d'r aanstaren. "Jane, ik ken je al langer als vandaag, dit ben je niet en dit is ook niet iemand die je wilt worden," weer viel ze stil en weer wist ik niet hoe ik die pauze moest doorbreken. "Je moet durven praten, je gaat anders stikken in je eigen hoofd," volgde ze nog op met een krop in haar keel. Ik slikte, bekende gevoelens borrelden terug op, alsof deze nu pas terug werden aangezet. "Je hebt geen reden om jouw neus te steken tussen de gesprekken van mij en jouw moeder," mijn strot was droog terwijl ik deze woorden sprak, alsof mijn stembanden van touw gemaakt waren. "Jane, kan je dat nog gesprekken noemen? Je zwijgt jezelf dood voor een uur," Antwoorde ze weldra, een reactie die een van de laatste druppels in mijn emmer waren. "Rianne, waar haal je het lef zelfs vandaan?" ik hoorde mezelf schor worden, mijn hoofd leek wel te tollen. Ik wilde geen woord meer aan haar vuilmaken, geen adem, geen letter. Dat is wat mijn lichaam wilde, maar iets, iets ging niet akkoord. Iets leek zich los te scheuren van mijn onderbewustzijn en de macht te nemen, mijn stem te eigenen. Want ik toen sprak, wist ik niet waar het vandaan kwam.
"Ik zit in een constante staat van pijn, Rianne. Één die niet uitdooft door wat woorden erop te smeren. Ik zit vast aan een wereld waar ik niet hoor en niet van los kan. Een wereld waar ik niet eens over kan praten, zo ver is die van hier. Weet je hoe hard een hart kan scheuren als je er geen macht meer over hebt? Hoe gevoelloos een anderzijds goede dag kan voelen? Dit is niet op te lossen met woorden, nooit niet." Wanneer die laatste woorden mijn mond verlieten, leek ik pas terug de kans te krijgen om in te ademen. Rianne was stil, expressieloos. Ze leek niet bang of teleurgesteld, er was niets te lezen op haar huid. "Ik ben fucking kapot door een reden die ik niet en nooit in handen zal hebben, Rianne. Therapie bij een godvergeten vreemdeling gaat me niet helpen," ik hoorde mijn eigen stem breken, maar het kon me geen barst meer schelen. Het enige dat ik wilde, was stilte, het geruis tussen mijn oren was te luid. Ik sloot mijn ogen, proberend om mijn ademhaling te controleren.
Maar toen ik deze terug opendeed, stond ik alleen in de gang. Geen spoor van Rianne was nog te vinden, het enige dat er nog was, was de zwaar vallende regen buiten, samen met de rommelende, weldra naderende onweer.
—
'k vind dit hoofdstuk niet leuk maar ik ga het toch online zetten want ik weet niet hoe het beter kan oléIk heb dit geschreven terwijl het onweerde, whoops
En ik had een maatje bij me, iedereen zeg hallo tegen Malti de cavia!
Hij en mijn twee andere cavia's zijn het belangrijkste in mijn leven momenteel
Don't fail this day,
StaywithspeedyOh ja, reacties, wat ze ook zeggen, zijn altijd welkom :)
JE LEEST
Meisjes van Antwerpen
Werewolf"Alle keuzes worden gemaakt zonder te weten waar ze eindigen," ☾ 𝐌𝐮𝐬𝐭 𝐛𝐞 𝐜𝐢𝐭𝐲 𝐥𝐨𝐯𝐞 - 𝑏𝑜𝑒𝑘 𝟸 Vervolg op 'Wolven van Parijs' Het is moeilijk om aan een menselijke leefomgeving uit te leggen dat je je bovennatuurlijk zielsverwant h...