27 mei 2014
De auto trilt van de brommende motor. De slecht aangelgde weg maakt het er nier beter op. Elke hobbel komt hard aan. Ik zak wat naarachter. We rijden nu al een uur en ik vraag me echt af hoe lang het nog gaat duren. Het eerste halfuur reden we nog op de autosnelweg maar daarna alleen nog maar op landweggetjes. Ik staar glazig uit het raam. Het uizicht lijkt ook niet echt te veranderen. Het is alleen maar groen. Niet dat ik wat tegen de natuur heb maar je kan wel zeggen dat ik nogal een stadsmens ben. Alles is daar lekker dichtbij. Wat kan je daar nu tegen hebben? Mijn ogen lijken dicht te vallen tot het uitzicht verandert. Ik zet me snel rechtop. Mijn mond valt open en mijn ogen staan groot. Het weiland is verbrandt en de bomen ook. De grond ligt bezaaid met as. Het gras ziet bruin. De bomen zijn een kopje kleiner gemaakt. Hoe kan het landschap zo snel veranderen? Hans gluurt naar zijn achteruitkijkspiegel. "Bosbranden, ik weet het, verschrikkelijk," mompelt hij verstaanbaar. "Hebben jullie daar dan last van," vraag ik verlegen en tegelijkertijd geschrokken. Hij grinnkikt. "Je moet niet bang zijn, maar ja." Het landschap wordt terug groen. We rijden een oprit op. Het erf is reusachtig. Er staat een grote villa, stallen en weilanden. De auto komt tot stilstand. "Welkom thuis," zegt hij vrolijk. Ik stap uit en wordt onmiddelijk begroet door drie andere personen. Er staat een redelijk jonge vrouw die ongeveer dezelfde leeftijd heeft als de man met prachtig blond krullend haar. En ik gok dat haar dochter en zoon er naast staan. De dochter lijkt 16 jaar. Ze heeft hetzelfde haar als haar moeder en draagt een prachtig rood jurkje. De zoon is ongeveer van mijn leeftijd, dus 13 jaar. Hij heeft kastanjebruin haar zoals zijn vader. Ik ben wat teruggetrokken maar geef ze dan toch een hand. "Hey Amelie ik ben Sofie, je tante," zegt de vrouw op een vriendelijke toon. "Ik ben Maike, je nicht," zegt het meisje. "Ik ben Liam, je neef," zegt de jongen. Ik trek een ongemakkelijk glimlach. "Mag ik vragen of die weilanden van jullie zijn," vraag ik. "Ja en de stallen ook. Waarom? Omdat dit een ranch is. Mijn ouders die houden, trainen en verkopen paarden en nog wat andere dieren. Maar het is ook een soort van manege," zegt Maaike. "Een soort van boer dus." "Ja, zo kun je het wel noemen. Rondleiding?" Ik haal mijn schouders op. We vertrekken allemaal op een looppas naar de stallen. De metershoge staldeuren gaan open. Er verschijnen twee rijen stallen. De paarden hinniken opgewekt. Ze zijn van verschillende groottes. Na een tiental stallen is er een opening naar een rijbak. Aan het einde van de gang staan we opeens stil. We staan voor een box met daarin een prachtige bruine pony. Ik kijk hen niet begrijpend aan. "We dachten dat als ... misschien moet je wel ...," probeert Sofie. "Deze pony is voor jou. Was dat zo moelijk," valt Maike haar moeder in de rede. Mijn mond valt weer open. Hoe kan dat? Waarom? "Maar ik ken er niks van! Ik heb er amper één aangeraakt. Ja, op de kinderboerderij misschien toen ik zes was." "We zullen je helpen." Ik kijk naar de grond en draai wat met de tip van mijn teen. "Wil je je kamer zien," vraagt Liam. Ik knik. Mijn koffer wordt meegenomen naar de derde verdieping net onder de zolder. Daar zijn ook de kamers van Liam, Maike en nog een logerkamer. Mijn kamer heeft twee ramen. De muren zijn lichtblauw met op het plafond een soort van sterretjes die licht geven in het donker. Er is een groot bed met paarse lakens, een grote kast en een bureau."Je mag je installeren. We eten om 6 uur. Dus je hebt nog een uur om wat rond te lopen," zegt Hans. Ik zet me op mijn bed en haal alles uit de koffer. In de kast liggen nog wat kleren. Op tafel liggen boeken voor school en een rugzak. Ik ga op bed liggen met mijn blik gericht op het plafond. Ik besluit dan maar de buurt te gaan verkennen. Ik loop wat zonder doel rond. Ik merk op dat mijn voeten me naar het paard brengen. Op zijn staldeur staat Newton. Hij is bruin met zwarte manen en een bles. Ik tast met mijn vingers over zijn voorhoofd. "Ben jij hier al lang?" Zijn antwoord is een harde bries. Ik moet er van grinniken. "Weet je, het klinkt misschien raar maar ik hoop echt dat ik me hier thuis ga voelen. Ik heb dat gevoel al zeven jaar niet meer gevoeld. Wil jij me daar bij helpen?" Ik bedenk me dat hij het niet verstaat en toch niet gaat antwoorden. Maar op één of andere manier voelt het gewoon goed.
Is het al leuk? Laat zeker een reactie achter! Het wordt nog spannend!
JE LEEST
Watervrees
Teen FictionAmelie verliest alles bij een schipbreuk. Het weeshuis neemt haar uiteindelijk onder zijn vleugels. Als haar leven net terug op de sporen lijkt gebracht, gaat het mis. Eindelijk is haar nog restende familie gevonden. Herenigd zou het een droom moet...