1 Nachtmerrie!

182 14 13
                                    

6 juli 2008

De houten planken van het natte schipdek kraken als ik er met mijn fijne voetjes in rode regenlaarsjes over trippel. De wind ruist hard. Door de hoge golven deinst het schip op en neer en klotst er af en toe een golfje over. Het begint licht te motregenen. Ik schuif bijna uit maar de stuurman weet me nog net op tijd met één hand vast te houden. Ik glimlach dankbaar. Hij buigt en zegt op een hoffelijke toon "Tot uw dienst, mevrouw." "Dankje, Lakei Leo!" roep ik vrolijk en huppel giechelend verder naar de trap. We noemen hem bij zijn voornaam omdat hij de beste vriend van mijn vader is. Mijn moeder ziet me en roept streng mijn naam. Ik kalmeer, laat mijn hoofd dalen en gluur in mijn ooghoeken naar haar. "Ongehoorzaam meisje, je valt zo meteen nog." Ze probeert streng te kijken maar er wringt zich een glimlachje tussen. Ik laat mijn koude handje in haar warme hand glijden. Samen lopen we op een drafje de trap af. De wolken boven ons worden steeds donkerder. Een licht gedonder begint al te klinken. Ik schrik als er opeens een bliksemschicht voor nog geen seconde de lucht verlicht. Halverwege blijf ik genageld aan de grond staan en licht bevend kijk ik naar boven. De lucht is nu helemaal zwart en een hard gedreun van de donder klinkt in mijn oren. Ik krimp ineen en klamp me aan mijn moeder vast. Ze aait over mijn halflange vochtige bruine haar. Haar ene arm gaat rond mijn heup, de andere gaat rond mijn andere heup en ze tilt me op terwijl ze probeert te balanceren op haar benen. Wankelend probeert ze bij de deur te geraken. Regelmatig steunt ze tegen de muur. Als ze eindelijk bij de deur is aangekomen opent ze hem onhandig met één hand. Mijn moeder zet me neer. De kamer is belicht door een zwak kaarsje. Onze schaduwen zijn duidelijk zichtbaar ondanks de zwakke belichting. Mijn vader loopt ijsberend door de kamer. Hij merkt ons op en krijgt een krampachtig glimlachje uit zijn bedrukte gezicht. Ik wil naar hem toe rennen maar mijn moeder houdt me tegen. Ze houdt mijn arm stevig vast, maar ik ruk me los en vlieg rond zijn middel. Hij wil me begroeten, maar hij krijgt de woorden niet uit zijn keel. Ik merk aan zijn lichaamstaal dat er iets mis is. Maar wat is er aan de hand? Ik moet me zelf bedwingen niets te vragen. Mijn moeder werpt een vragende blik naar mijn vader. Hij zwijgt en wend zijn blik naar het raam. Mijn moeder volgt en kijkt bezorgd naar buiten. Ik laat hem los en stap drie passen naar achter. Mijn vader gaat naar zijn bureau en legt een kaart open op tafel. Hij bestudeert de kaart, draait zich om en knikt naar mijn moeder. Ze komt en gaat naast hem staan. Hij duid een paar coördinaten aan en begint een hele uitleg met tal van wetenschappelijke woorden. Waarschijnlijk zodat ik het niet zou begrijpen. Ondertussen plaats ik mij op een zachte rode stoel zo ver mogelijk van hun vandaan. Maar ik vrees dat ik het voor een deel begrepen ben. Er zit een grote storm aan te komen. Als ik er nog maar aan denk begin ik al te sidderen. Na de hele uitleg betrekt haar gezicht zo hard dat ze bijna zou willen gaan huilen. Ze tast naar zijn hand. Hij slaat zijn armen om haar heen. Ze knuffelen en laten elkaar pas na een hele tijd los. Hij grabbelt naar twee reddingsvesten onder zijn bureau en duwt die in haar handen. Ze kijkt in zijn glanzende bruine ogen en vraagt: "En jij dan?" Hij negeert haar vraag, geeft haar een zoen en fluistert iets in haar oor. Ze kijken elkaar in de ogen en ze vormt de woorden' Ik hou ook van jou' met haar rode lippen. "Ik moet gaan!" roept hij terwijl hij de deur uit loopt. We blijven met zijn tweeën in de kamer. Mijn moeder blijft naar de deur staren waar hij verdween. Een traan loopt over haar wang. Ze laat haar hoofd dalen en pakt de reddingsvesten nog steviger vast. Zuchtend loopt ze naar mij toe. Ik glimlach in de hoop haar vrolijker te maken. Ze trekt een geforceerd lachje en onderzoekt de reddingsvesten. Ze zijn nogal struis en gemaakt van schuim en polyester. Ze legt de grote neer en pakt de kleine. Hij is oranje en heeft een vlakke kraag met daar reflectoren op. Ik pak hem van haar over en doe hem aan. Ze ritst hem stevig bij mij dicht en sluit de kruisgordel. Aan de reddingsvest hangt een fluitje. Ze doet er ook één bij haar zelf aan. Ik blaas en krijg er een hoge toon uit. Een nijdige blik legt me het zwijgen op. "Gebruik het nuttig!" beveelt ze me. Er klopt iemand op de deur. "Binnen!" roept ze nog altijd in dezelfde stemming als daarnet. Stuurman Leo doet open. "Willen jullie mij volgen?" Mijn moeder knikt. Ze werpt een blik achterom op mij. We volgen Leo naar buiten. Het is nu al harder beginnen regenen en het dek is gladder geworden. Met veel moeite probeer ik recht te blijven. Mijn moeder zoekt in de menigte naar mijn vader. Daardoor geraakt ze meer en meer achterop. Ik trek haar mee maar ze schudt mijn hand weg. Gelukkig draait Leo zich net op tijd om voor dat we in de troep verdwalen. Hij loopt naar haar toe en zegt: " mevrouw Avons? Hij komt later ook. Beloofd." Ze knikt. We gaan naar de roeiboot die aan de katrollen hangt. "Stap maar in." Zegt hij op een vriendelijke toon. "Kan ik niet nog even gedag zeggen?" vraagt ze wanhopig. "Nee, mevrouw Avons. We moeten echt door." Dringt hij aan. Ze stemt in en stapt in de roeiboot. De roeiboot schommelt en botst lichtjes tegen de boot. Ik durf eerst niet maar Leo haalt me over en stapt zelf ook mee in. Hij laat de boot zakken tot we in het water liggen. Het waait nu echt vreselijk hard. Met veel moeite roeit hij een paar slagen verder. Hij roeit tot hij 20 meter verwijdert is van het schip. Niemand zegt een woord. "Stop!" We schrikken ons rot. "misschien... moeten... we toch ...terug?" zegt ze aarzelend. Op dat moment vormt er zich een reusachtige golf voor het schip. De golf landt erop. De masten breken, de zeilen scheuren en er is een oorverdovend geroep en gekrijs. De kettingen van de katrollen waar twee roeiboten aan hangen breken.Sommige blijven maar het grootste deel springt in zee en wil zo snel mogelijk van het schip vandaan. Een paar personen vechten tegen de hoge golven en proberen bij de roeiboten te geraken. Op dat moment gaat het schip helemaal onder. Brokstukken en een paar bemanningsleden zijn nog zichtbaar. Maar mijn vader is spoorloos verdwenen. Mijn moeder krijst en duikt in het water, ik krijs en Leo blijft zwijgend en geschokt zitten. Mijn hartslag gaat wel honderd per uur. Ik krijg mezelf niet gekalmeerd en blijf nog altijd de longen uit mijn lijf krijsen.

Dit is mijn eerste verhaal op wattpad!

WatervreesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu