11 Ruzie

58 5 1
                                    

Het lied loopt ten einde. Wat op zich spijtig is maar de aanraking die daar op volgt is fabuleus. Na de laatste toon grijpt hij mijn hand. We kijken in elkaars ogen. Hij omhelst me, wat buitengewoon voelt. We laten beiden niet los. Plots horen we applaus. Geschrokken werpen we onze blikken naar achter, waar het geluid vandaan komt. Een blonde jonge vrouw staat klappend in de deuropening. Ze heeft een grote glimlach op haar gezicht. James legt zijn hoofd in zijn handen. "Mama," kreunt hij. Ik moet grinniken. "Mooi gespeeld. Hebben jullie het leuk?" Ik kijk in zijn ogen. Allebei knikken we automatisch. "Schat, ik moet straks gaan. Kun je voor je eigen eten zorgen? De boodschappen staan al in de keuken," vertelt ze. "Ja," antwoord James geërgerd. Ze loopt de trap op naar boven. Ongemakkelijk blijven we zitten. Onze ogen ontwijken elkaar en zoeken elkaar terug op. "Voel je je beter?" "Een beetje." "Je ziet bleek. Heb je honger?" "Ja. Waar is je fiets trouwens?" "Die had ik eerst gebracht. Ik ga wat eten klaarmaken. Rust jij nog maar." Ik leg me terug in de zetel. De pijn verspreidt zich terug door mijn lichaam. Daar aandenken maakt het niet beter maar ik heb toch niets te doen. Ik bestudeer mijn blauwe plekken en probeer ze af te dekken. Zo valt het straks niet op. Een zwerm van heerlijke geuren breidt zich uit tot in de woonkamer. Het ruikt naar spaghetti. Hmmm, mijn lievelingseten. Altijd al geweest en het zal altijd zo blijven. Al snel staat James met twee borden spaghetti bij mij. Hij zet ze op de salontafel. Ik snuif de heerlijkheid op. "Lust je dat?" "Ken je mij al jaren? Want je weet alles te doen waar ik van hou." "Dat lijkt mij een volmondige ja." Hij pakt twee glazen en giet er fruitsap in. De kristale glazen hebben een blauwe glans. Ik schrok alles letterlijk op. Het kan maar niet snel genoeg op zijn. Het is dan ook van het ontbijt dat ik heb gegeten. Mijn maag had ik vreemd genoeg niet horen knorren. Maar dat heeft het ongetwijfeld gedaan. Dat zal me hopelijk terug wat energie geven. "Lekker," grinnikt hij. Ik knik heftig als antwoord. Ik kijk wat rond terwijl hij eet. Mijn blik valt op een klok die boven de deur hangt. Het is al half vier. Moet ik niet naar huis? Wat maakt mij het uit. "Heb jij huiswerk," vraag ik omdat het akelig stil is. "Ja, wat oefeningen van wiskunde, waar ik niets van snap. Jij?" "Nee, mag ik proberen te helpen?" "Ik weet vrij zeker dat het niet ga lukken. Maar probeer maar." We zetten onze borden weg en pakken het huiswerk. Hij legt zijn boek open bij de oefeningen. Er moeten bewijzen worden geformuleerd. Wat? Ik heb dat al geleerd! Dat is vreemd. "Snap je dat niet? We hebben dat al geleerd in Frankrijk." Hij kijkt me ongelovig aan. Ik schrijf de antwoorden op een kladblad. "Kijk als je deze twee driekoeken neemt gaat het makkelijker. Je bewijst dus eerst de hoeken Ô, Â en zijde IAPI. Als je daarna dat bij die driehoek doet heb je het congruentiekenmerk," leg ik hem uit terwijl ik alles op de tekening aanwijs. "Dankje, hoe weet je dat?" "Dat is toch makkelijk." Hij haalt zijn schouders op. We lossen zo samen alle oefeningen op. Het gaat vlot. "Dat was het dan," zucht hij als het klaar is. Ik maak een instemmend geluid. "Moet je niet naar huis? Misschien zijn je ouders ongerust? Niet dat ik je weg wil, integendeel," stelt hij voor. Ik glimlach. "Moet dat," vraag ik voorzichtig. "Van mij niet. Maar ..." "Ik snap je. Maar jij moet mee. Ik weet de weg niet." "Tuurlijk, maar je weet toch dat je een verschrikkelijk lange omweg hebt genomen, hé." "Is er dan een kortere weg naar jou?" "Zeker, ik zal hem tonen." We staan op. Mijn duizeligheid komt terug voor ogen. Ik val licht opzij. Hij vangt me op met gespierde armen. Ik pak mijn rugzak en stap naar buiten. "We gaan met de fiets," meldt hij. Hij stapt op de lichtblauwe coursfiets. Moet ik achterop gaan zitten? Hij maakt een uitnodingend gebaar. Twijfelend gooi ik mijn been over de bagagedrager. Het voelt niet veilig. Dit is eng! Hij zet wankel af. Ik grijp met mijn handen rond zijn middel om niet te vallen. De fiets lijkt naar alle kanten te vallen. Is dit niet te zwaar? Ik geniet van de frisse lucht die ruikt naar bloesems. Hier is het tenminste nog niet plat gebrand. Ik concentreer me op het uitzicht om het later te kunnen herkennen. Alle beelden slaag ik op. Langzaam komt het erf in beeld. Ik ben zenuwachtig. Bijtend op mijn lip stap ik af. Hij legt zijn hand op mijn schouder en we lopen de oprit op. James leidt me naar de stallen. Hij kent het hier beter dan ik. Het ruikt naar dieren. Ik hoor de paarden al hinniken van op de oprit. Zou Newton me horen? In de stallen vinden we mijn pleegouders en Liam. Mijn tante komt op me afgerend, helemaal in paniek. "Waar was je? Je bent drie uur weg geweest!" Ik sta er wat sprakeloos bij. Liam kijkt wat uit zijn ooghoeken naar ons. Hij is niet boos, niet blij en onbeschrijfelijke emotie. Ook mijn nonkel komt op me af. "Ik ... ik ..." "Ze was Australië wat aan het verkennen, met name mij." Ik haal opgelucht adem. Hij heeft me gered. "Oh meisje, we dachten dat jou iets overkomen was omdat je niet bij Liam was. Had je niet kunnen bellen?" "Sorry, ik ben niet gewoon om een gsm te hebben." Ze knikt begrijpend. "Heb je huiswerk?" "Nee, maar zou ik even mijn boekentas kunnen wegzetten?" "Tuurlijk, maar wil je daarna terug komen?" Ik knik en loop weg. James volgt me op de voet. "Dankje," fluister ik als hij zijn arm om mijn schouder legt terwijl we de trap oplopen. "Ik ga even iets anders aantrekken, goed?" "Oke, ik wacht even in de gang." Ik ga naar mijn kast en roffel er wat in. Ik vind een geruit blousje, dat lijkt op dat van een cowboy, en een jeansbroek. Iemand loopt de trap op. In ieder geval niet James want die stond hier al. Maar wie dan wel. Ik kleed me expres naast de deur om om te horen wie het is. "Waarom was jij bij Amelie," hoor ik een stem vragen. Ik zoek in mijn gedachten naar de juiste match. Zo veel nieuwe stemmen zijn in korte tijd in mijn geheugen geslopen. Het herkennen van de juiste is daarom moeilijk. Wacht, dat is Liam. O nee, please James zet hem niet op zijn plaats! "Waarom heb jij haar laten stikken," snauwt James hem terug. "He? Laten stikken? Ik heb haar na dat we uit de auto zijn gestapt niet meer gezien." "Haal de schijnheiligaard niet uit. Je weet goed genoeg wat ik bedoel!" Ik ben al blij dat hij niet schreeuwt. Het is een gedempt geroep. "Waar heb je het over. Waarom is ze trouwens zo laat terug?" Ik wil niet dat ze ruzie maken dus gooi ik de deur open. Ze zwijgen ogenblikkelijk. Geen één zegt een woord. "Wat is er gebeurd, Amelie? Je zit vol blauwe plekken," merkt Liam op. "We zijn gevallen met de fiets toen we naar hier kwamen," lieg ik. Ik gris mijn trui en doe hem aan zodat de plekken niet meer zichtbaar zijn. Ik ga zwijgend terug naar de stallen. De jongens volgen me. Ze blijven plots staan. Ik hoor van ver. "Hoe ken je haar?" "Van na school. Dat zei ik al." Hij gelooft hem echt niet. Hopelijk ontdekt hij de waarheid niet, hoop ik stiekem in me zelf. Ik draaf terug naar de stallen. Veel paarden hinniken als er nog maar iemand binnenkomt. Maar Newton zwijgt. Hij is ook verlegen, net zoals mij. "Voor wat moest ik komen?" "We willen je wat vertellen. James, moet je naar huis? Of blijf je nog," vraagt mijn pleegvader. "Eigelijk moet ik gaan." Hé? Zijn huiswerk is gedaan en hij is alleen thuis. Dan zie ik zijn nijdige blik naar Liam. Hopelijk, verpest ik hun vriendschap niet. Ik zucht. Hij wil dus weg. Hij geeft me een knuffel. "Ik zie je morgen, denk ik. Daaag." Hij fietst weg en ik zwaai tot hij uit het zicht verdwenen is. "Nu dat je op een ranch woont moet je misschien met paarden leren omgaan," stelt mijn tante voor. Ik knik instemmend. Daar gaan we dan.

Hey, danku voor de vele reads! We zitten nu al aan 300 reads! *vreugde sprongetje

WatervreesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu