9 Gepest

42 7 6
                                    

28 mei 2014

De lessen zijn voor vandaag gelukkig gedaan. Het is woensdag dus hadden we een halve dag. Ik weet niet of het de bedoeling is dat ik met Liam meega naar huis. Maar wat is de andere optie? We zijn met de auto gebracht. Maar dat wil ik niet. Anders komt zijn vriendin terug klagen. Zoiezo wordt het erger dan daarstraks. Daar bereid ik me al op voor. Hopelijk weet ik de weg nog. Want ik ga zelf. Het maakt me niet uit of ik verloren loop. Het kan me toch niets schelen of ik nu thuis geraak of niet. Op mijn hoede verlaat ik de school. Ik haal opgelucht adem omdat ik hen op de gang niet ben tegen gekomen. Maar op de hoek van de straat duiken ze opeens op. Liams lief, twee meisjes, de jongen die haar gelijk gaf en nog twee jongens staan me grijnzend op te wachten. Ze kijkt me dreigend aan. Dat dat zelfs kan in een strak jurkje waar je nog niet in kan ademen. In hun ogen ben ik hun prooi. Zij zijn de jachtdieren. Ze zouden dolgraag hun tanden in mij zetten. Ik zie het gewoon in hun ogen, brandend van verlangen. Ik wil de straat oversteken om het groepje te ontwijken maar dan zou ik zwak zijn. Bovendien houden ze me tegen. "Waar gaat dit meisje naartoe? Moet je niet achter Liam aan," zegt ze spottend met de wreedste stem die ze bezit. Haar ogen staan in vuur en vlam en haar klauwen zouden tevoorschijn komen als ze niet van de fijn gelakte nagels had. Als ze echt zijn. Ze duwt me tegen mijn schouder. "Maar nee, je moet naar de kleuterschool. Dat is toch waar je thuishoort. Niet?" "Nee, ik ga naar huis," antwoord ik om tegenspraak te vermijden. Ik doe een poging om hen te ontwijken. Maar die mislukt onmiddellijk. Ik word terug geduwd naar mijn oorspronkelijke plaats."Ooh, heb je dat dan?" Die opmerking raakt me in mijn hart. Zo diep waar je me zelfs niet raakt met een dolk. Waar weet ze nu net die woorden te vinden? Ik vraag me af ik dat zelf heb. De tranen staan in mijn ogen maar ik veeg ze weg. Nu begint de jongen die haar tijdens de pauze gelijk gaf. "Waarschijnlijk heeft ze dat niet. Zo een hoer wilt niemand toch in huis hebben," zegt hij met de nadruk op hoer. De volgers lachen hardop mee. "Ja, zo zielig. Maar ze zal zelf geen vriendje of vrienden hebben. Ze is vast jaloers op jou," schreeuwt een van de jongens erbovenuit. Ze staan nu letterlijk rondom mij. Ik moet mijn best doen om niet te gaan huilen. "De kleren van een hoer," zegt iemand wijzend naar mijn kleedje tot boven mijn knieën. Ik trek het kleedje automatisch naar beneden om het langer te laten lijken. Bij die reactie lachen ze alleen nog harder. Ze duwen en trekken me naar alle kanten om me te beledigen en nare opmerkingen te geven. Ik luister bijna niet meer. Het enige woord dat in mijn hoofd schreeuwt is weg! Een jongen trekt de mouw van mijn schouder. Bij die ruk struikel ik. Met een harde klap raak ik de grond. Ik probeer recht te krabbelen maar dat is verloren moeite. Ze houden me tegen in elke poging. De jongen die mijn mouw eraf trok. Legt zijn hand op mijn schouder. Zijn vingers kruipen naar mijn hals. Bij mijn kin vertragen ze. Hij houdt mijn hoofd omhoog met drie vingers. Hij draait het naar alle kanten om me grondig te onderzoeken. Ik voel mijn lichaam trillen. "Toch niet zo knap als ik gehoopt had. Je kunt er niets mee," zegt hij teleurgesteld. Plots trapt iemand tegen mijn knie. Ik wil het uitschreeuwen. Maar het enige geluid dat mijn mond verlaat is een lichte kreun. Nog drie trappen. Eén tegen mijn been, mijn borst en mijn neus. Niet zo hard dat mijn neus breekt maar hij bloedt. Iemand stampt in mijn maag. Dat ontneemt mijn lucht. Ik hap naar adem. "Niet sterk genoeg?" Nog een trap. Oke, ik kots nu letterlijk bloed. Het drupt uit mijn mond en smaakt bitter en dik. Ik zie Liam aan de overkant van de straat passeren. Maar hij reageert niet. Hij loopt door zonder een keer te kijken. Het lief van Liam wordt opgewekt als ze hem ziet. Ze geeft me nog een trap in mijn maag. "Laten we nog wat over houden voor morgen. Nu zal ze het wel niet in haar hoofd halen om mijn schattebout te volgen," giechelt ze. Ze rent op hem af. De kliek verlaat me. En daar lig ik dan, hulpeloos. Zelfs mensen op straat wandelen voorbij me. Ik kom terug op adem en sta met pijnlijke ledematen recht. Ik voel mijn huid branden. Ik wil wenen maar de tranen komen niet. Ik kijk in een raam. Mijn eigen weerspiegeling schokt me. Mijn neus, mijn mondhoeken en delen van mijn kleren zien rood. Ik veeg ze half weg. Met pijn in mijn maag loop ik de straat uit. Het ademhalen is moeilijk. Elke stap kost moeite. Na een paar straten herken ik het niet meer. Ik ben verdwaald. Zonder enige oriëntatie stap ik opzoek naar mijn huis. Als ik opkijk sta ik op een lange autoweg zonder verkeer. Het leidt precies nergens naar toe. Maar ik volg het. Om me ergens op te richten. De bomen verspreiden een heerlijke geur. Ze geven verkoeling. Na 40 minuten te hebben gewandelt komt het moment. Het moment dat ik breek. Ik zak door mijn blauwe knieën en leun tegen een boom aan in het gras. De tranen beginnen te vloeien. De dammen die het de hele dag uithielden begeven het. Was ik hier nu maar nooit gekomen! Het gevoel van opluchting na een stortbui komt niet. Nog niet? Of nooit niet? Van mijn voeten schiet niets meer over. Ze zien alle kleuren. Waarom ben ik er nog niet? Het duurt geen uur om er te geraken. Met de auto moesten we een omweg maken. Dat was een kwartier. Dus het kan nooit langer dan een uur zijn. Zou iemand op me wachten? Waarschijnlijk niet. Zeker de kinderen niet. Ik ben een nicht waarvan ze het bestaan amper geweten hebben. Waarom zouden ze? Ik vertrek terug maar na een paar minuten gaat het licht uit.

Ik weet het het is niet zo lang. Reacties en verbeteringen zijn welkom!

WatervreesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu