10 Hij

58 6 2
                                    

28 mei 2014

Ik open mijn zware ogen. Tot mijn grote verbazing aanschouw ik daar een jongen. Ongelovig knipper ik met mijn ogen om zeker te zijn dat het geen fantasie is dat mijn hersenen me proberen voor te brengen. Maar nee, het is de pure waarheid. Hij zit gehurkt voor me. Zijn ogen staan vol medelijden. Alles doet pijn. Met moeite zet ik mijn handen op het zachte gras. Ik duw me recht. Stijf als een hark leun ik tegen een boom. "Hey," zegt hij vriendelijk. Zijn stem is warm en vol. Het betovert me net zoals zijn warme kastanjebruine ogen. "Hey," krijg ik uit mijn geslopen keel. "Het is misschien niet mijn zaak, maar wat is er gebeurd," vraagt hij lief. Ik staar hem aan en slaag mijn ogen neer. Mijn tong glijdt over mijn mondhoek. Ik proef bloed. Ik bijt op mijn lip. Ik wist niet dat het zo moeilijk was om te vertellen. Maar ik wil niet dat hij meteen slecht over me gaat denken. Maar het moet van mijn hart. "Euhm ... gevallen," lieg ik. Hij trekt zijn wenkbrauwen op. Hij kucht. Hij wil duidelijk maken dat hij het niet gelooft. Wat ik zelf nauwelijks doe. Ik kan dus totaal niet liegen."Ge ... pest," stotter ik. Ik kan amper ademen. Mijn longen doen pijn. Zitten vereist veel inspanning. Met compasie kijkt hij me aan. "Wie deed dat?" Hij is nu naast me gaan zitten en onze schouders raken alkaar bijna. Ik krijg rillingen over mijn rug. Naast hem zitten maakt me zenuwachtig en voelt goed. Het voelt vertrouwd ookal ken ik hem niet. "Geen idee. Ik weet alleen dat ze het lief van Liam is. Maar de andere ken ik niet echt." Zijn mond valt open. Hij is met verbazing geslagen. "Ik kan niet geloven dat hij daar niet tegen ingegaan is," zegt hij ongelovig. Kent hij hem dan? "Zit jij dan bij ons op school? Ik heb je niet gezien." Hij knikt. "Ik zit een jaar hoger." Waarom besteed hij aandacht aan me? Ik ben waardeloos. "Waarom ben je gestopt voor mij?" "Hoezo?" "Als niemand anders me opmerkt als ik op de grond lig in het drukste deel van de stad, waarom jij dan wel?" Ik weet dat ik hem zo kan afstoten. Maar wat voor zin heeft het als hij toch niet om me geeft. "Omdat ik langs fietste en je zag liggen. En omdat je iets speciaals hebt." Het compliment doet me blozen. Mijn wangen beginnen te gloeien. Hij reikt me een zakdoek toe. Ik veeg het bloed onder mijn neus en naast mijn mond weg. "Kun je lopen?" Ik haal mijn schouders op. Ik sta wankel op. Mijn zicht wordt wazig. Ik wordt duizelig. Daar gaan we weer. Ik zak door mijn benen.

Ik ontwaak. Vreemd genoeg lig ik in de armen van de jongen, waar ik de naam niet van ken. Hij draagt me terwijl hij moeiteloos doorstapt. Onze rugzakken hangen allebei op zijn rug. Waar is zijn fiets? Eén arm draagt mijn benen aan de onderkant van mijn knieën en één arm houdt mijn lichaam vast. Hij werpt een blik op me. Als hij merkt dat ik wakker ben glimlacht hij tevreden. Hij zet me niet op de grond maar gaat verder. "Ik denk wel dat ik zelf kan stappen hoor." "Dat betwijfel ik. Daarjuist zei je dat ook en viel je flauw."Hij grinnikt. "Mijn huis is daar. Voor als je denkt dat ik je ontvoer," zegt hij knikkend met zijn hoofd naar het grote alleenstaande huis op de hoek van de straat. Niet echt een hoek, eerder aan de kruising van een klein zijweggetje en de grote autoweg. "Ik dacht dat het beter was dat je even zou uitrusten. Die plaats daar is niet echt geschikt en aangezien ik dichtbij woon is dat misschien wel de beste optie." Hij gaat de oprit op. Het huis is een villa met daarrond een reusachtige tuin. Als je de grootte wegdenkt is het redelijk bescheiden. Een neutraal alleenstaand huis met een struik die de tuin omringt. Hij zet me recht tegen de gevel. Ik wist dat het niet eeuwig kon duren. Hij opent de deur en nodigt me binnen uit. Door de grote ramen is de ruimte goed verlicht. Ik strompel achter de jongen - ik moet echt zijn naam eens vragen - de ruime gang door naar de woonkamer. Daar is een veranda aan aangesloten. Ook deze kamer is groot. Er staat een vleugelpiano. Ik verlang naar de klanken van dat harmonieus instrument. We hadden dat vroeger ook thuis. Mijn moeder en ik speelden er vaak op. Op feesten of wanneer mijn vader thuis kwam tussen twee reizen in brachten we concertjes voor. Hij wijst me een zetel aan. Ik zet me in de zachte beige zetel, blij om te zitten. Hij pakt een deken dat op de leuning lag en spreidt het over me heen. Ploteling begint hij mijn veters los te maken. "Dat hoeft niet.""Kun jij slapen met schoenen aan?" Ik haal mijn schouders op. "Ik doe het graag," zegt hij met een glimlach. Hij doet mijn schoenen uit en zet ze onder de salontafel. "Waarom doe je zo?" "Gewoon. Mag het dan niet?" Zijn ogen fonkelen. Mijn wangen worden opnieuw rood. Ik leg me op de zetel. Hij gaat zitten op de kant van de zetel. "Hoe heet je?" "Amelie, jij?" "Mooie naam. James." Ik kan mijn brede grijns niet bedwingen. "Waar woon je?" "Dat weet ik eigelijk niet." Hij fronst zijn wenkbrauwen. "Geheugen verloren?" "Nee, het is een lang verhaal." "Ik heb tijd. Jij niet dan?" Ik twijfel. Zou ik alles vertellen? Ik vertrouw hem meer dan mijn eigen neef. Waarom niet. "Ik heb tijd. Zes jaar ge ...," zeg ik aarzelend. Nee, dat hoeft niemand te weten. Toch nu nog niet. Laat ik even ergens anders beginnen. "Mijn ouders zijn dus ge ... weg. Daarom zat ik in Frankrijk in het weeshuis. Ik zat daar jaren. Tot ik blijkbaar nog wel familie had. Alleen had die haar naam veranderd en woonde die in Australië. Dus een dag of twee geleden bleek dat ik naar daar moest verhuizen. Vandaag was mijn eerste schooldag hier. Ik was gebracht met de auto. Ik moest dus terugkeren met mijn neef maar die was al weg. En ik ben zo dom geweest om het adres te vergeten." Hij kijkt me geschokt aan. "Ocharme." Hij slaagt zijn arm om me heen en troost me. Tranen verschijnen op mijn wang. "Sorry, ik wist niet ..." "Maakt niets uit." We blijven zo een tijd zitten, tegen elkaar leunend. Ik sluit mijn ogen kort. "Ik wil je iets zeggen. Maar zou je dit aan niemand anders willen vertellen. Ik denk namelijk dat de persoon in kwestie dat niet leuk zou vinden." Hij knikt en kijkt met betrouwbare ogen. "Mijn neef is Liam." Zijn ogen worden groot en zijn wenkbrauwen staan hoog. "Waarom helpt hij zijn eigen nicht niet," zegt hij kwaad. Hij staat bruut op. Ik grijp zijn hand. "Nee, niet doen. Ik trek me er niets van aan." Hij zet zich neer en probeert te kalmeren. Hij heeft mijn hand nog niet losgelaten. Het warmte van zijn hand verspreidt zich door mijn lichaam. Het voelt gewoon magisch. Hoe kan deze hand beter voelen dan een kus van Roan? Ik heb zelfs het gevoel niet dat ik Roan bedrieg. "Dan, weet ik je wonen. Hij ... is een soort van vriend." "Echt?" Hij knikt maar zijn bedrukte gezicht verdwijnt niet. Ik ben bang dat hij straks zijn vriend op zijn plaats zal zetten. Is dat mijn schuld? Hij heeft mij genegeerd ik niet hem op het moment dat ik hem nodig had. Mijn schuldgevoel smelt als sneeuw voor de zon als ik terugdenk aan zijn manier waarop hij langs liep. "Blijf bij me," komt er fluisterend uit mijn mond gekropen. Hij kijkt in mijn ogen. Een plukje bruin haar valt voor zijn ogen. Hij staart me nog altijd aan. "Hoe je van piano muziek?" Ik knik betoverd. Hij staat op en gaat naar de piano. Hij opent het deksel. Zijn vingers glijden over het klavier. Ze raken de toetsen aan. Elke ingedrukte toets geeft een hartverwarmend geluid. De melodie en de akkoorden maken een mooi geheel. Ik herken het lied. 'All of me van John Legend.' Ik kan er niets aan doen. Bij het refrein glijden alle woorden over mijn lippen naar buiten. Mijn stem klinkt nog wat schril maar wordt helder.

Cause all of me

Loves all of you

Love your curves and all your edges

All your perfect imperfections

Give your all to me

I'll give my all to you

You're my end and my beginning

Even when I'm lose I'm winning

Cause I give you all to me

And you give me all of you, oh

Niet alle klanken zijn even zuiver maar dit lucht op. Dat had ik nodig, zingen. Ik dacht dat liefde op het eerste gezicht niet bestond. Maar dit is het regelrechte bewijs dat het wel degelijk bestaat. Alleen weet ik het niet van zijn kant. Hij speelt prachtig. Zijn ogen zoeken voortdurend de mijne terwijl hij zich helemaal inleeft in de muziek. Als ik mee begin te zingen fleurt hij nog meer op. De muziek loopt spijtig genoeg ten einde. Ik vlieg hem rond de hals. "Dankje, dat deed deugd," fluister ik in zijn oor. Hij tilt me op en draait me rond. Ik vlieg en ben in de wolken. "Je hebt een prachtige stem," fluistert hij terug. Hij zet me terug met beide benen op de grond. "Kun jij spelen?" Ik maak een gebaar, dat betekent half. We gaan samen voor de piano zitten. Ik zet mijn vingers op het klavier. Dit voelt als thuis komen. Ze drukken vanalle witte en zwarte rechthoekjes in. Het geluid doet me lachen. Ik merk dat ik 'Let her go' speel. James begint mee te spelen. Het klinkt beter dan het lied echt is. Ik heb al zo lang niet meer gespeeld maar ik heb het niet verleerd. Zijn hand raakt mijn hand aan. Er speelt een glimlach op mijn gezicht die ik er vandaag niet meer af krijg.Verbetering, er niet meer af wil. In elkaar geslagen worden levert toch nog iets op. Iets veel beter. We zweven in de wolken. Ik wil nooit meer terug op aarde komen. Nooit meer!


WatervreesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu