Tobias

195 7 0
                                    

We zijn er bijna, ik wil naar Tris. Ik heb veel te bespreken met haar en ik wil weten hoe het met haar gaat. Als we eindelijk aankomen, spring ik naar buiten. Ik loop naar binnen. Cara staat bij de deur op me te wachten. Waarom? Ik vang de blik van Cara die zegt dat er iets niet goed is. mijn wenkbrauw gaat een eindje omhoog. ‘Wat is er?’ vraag ik doodsbenauwd voor het antwoord. Cara zucht diep. ‘Het is Tris, ze ligt in de ziekenkamer. Ze is zwaargewond, volgens de verpleegster heeft ze heel veel geluk gehad.’ ‘Wat?!’ dan dringt het tot me door. Ik schiet in paniek en ik begin te rennen. ‘Four!’ hoor ik achter me, maar ik doe net alsof ik dat niet meer hoor. Ik heb maar een belangrijk doel nu, en dat is Tris zien. Aan het einde van de gang zie ik het al, de ziekenkamer. Opeens blijf ik staan. Kan ik het wel aan om haar nu te zien? Nu ze zwaar gewond is? Kan ik haar wel steunen, Of moet ik gesteund worden? Cara komt met een looppasje hijgend op me af. Cara leunt met haar handen op haar knieën als ze naast me staat. ‘Het is oké.’ Zegt ze als ze een beetje uitgehijgt is. Ik kijk haar aan. Dan legt ze een arm op mijn schouder en herhaalt: ‘Het is oké Four, ga maar.’ Ik knik. Ik loop naar de kamer toe en doe langzaam de deur open. En daar ligt ze, in slaap gevallen. Ze ziet er zwakker uit dan ooit. Tris, die zich altijd zo sterk hield, die zich door zoveel gevechten heeft geslagen, ligt daar nu als een vogeltje opgekruld in bed. Paarse kringen onder haar ogen, een spierwit gezicht, maar nog steeds is ze het mooiste meisje wat ik ooit heb gezien. Nog steeds wil ik haar lippen kussen, haar hoofd strelen en haar handen om me heen als ik haar knuffel. Ik loop zachtjes naar het bed toe, voorzichtig ga ik op de rand van het bed zitten. Ik streel haar zachtjes en teder over haar rug, en dan op haar wang, en dan, voor ik het weet, geef ik haar een kusje op de mond.

Tris knippert met haar ogen, probeert overeind te komen, haar gezicht vertrekt van de pijn en blijft dan toch maar liggen. Dan ziet ze mij. ‘Tobias? Ben je er?’ ik glimlach, in haar blik veranderde iets toen ze mij zag. Er kwamen lichtjes in haar ogen. ‘Ja ik ben er Tris, ik ben er voor je. Ga maar weer slapen, alles komt goed.’ ‘Nee,’ zegt ze zo koppig als ze is. ‘Hoe gaat het met je, met je ouders enzo?’ Sussend begin ik haar weer te strelen. ‘Ga nou maar slapen Tris, ik doe er niet toe. Doe je ogen maar dicht.’ En dat doet ze, langzaam valt ze in een diepe slaap. En ik streel haar, de hele nacht.

De volgende ochtend word ik wakker naast Tris. Ik lig met mijn hoofd dicht bij de hare. En ik weet dat ik nooit meer zonder haar kan, ik ben zo blij dat ze nog leeft. Maar ik voel me ook schuldig, ik had beter op haar moeten passen. Anders was dit nooit gebeurd. Hoe kan het dat ze zo gewond is? Wat kon er gebeuren, alles leek zo volgens plan te gaan. Tris was veilig. Opeens weet ik het, Tris heeft toch niet..? Ik sta op, ik moet Caleb vinden, ik móét weten wat er is gebeurd. Zachtjes loop ik de kamer uit, maar zodra ik buiten ben, sprint ik weg. Ik ren alle gangen door, ik controleer alle kamers, nergens vind ik Caleb. Dan schiet het me opeens te binnen, de bibliotheek! Met mijn laatste krachten sprint ik er heen. Ik storm naar binnen. Caleb kijkt me geschrokken aan. Zijn ogen zijn rood en hij ziet een beetje bleek. Ik kijk hem woedend aan. ‘Wat is er met Tris gebeurd?! Je hebt haar toch niet laten gaan hè?! Zeg me dat je dat niet gedaan hebt!’ Caleb kijkt me paniekerig aan. ‘Ik… Ik wou haar niet laten gaan, maar… maar opeens… ging ze toch, ze hielt me onder schot! Ik wou haar tegen houden maar ze zei… ze zei dat ze tegen het serum.. tegen het serum kon, en ik… voor ik het wist was ze al weg, en… en…’ En dan barst hij in tranen uit. Ik zucht. ‘Caleb… Caleb!’ hij kijkt me snotterend aan. ‘Ik dacht dat als ik dood ging, als ik me op offerde, dan zou Tris het me eindelijk vergeven. Ze zou gelukkig zijn, ze zou me nooit meer hoeven haten, en ik zou me nooit meer zo schuldig hoeven voelen, zó schuldig.’ Ik ga naast Caleb op het bankje zitten. Overal liggen boeken verstrooid. Ik zucht diep. ‘Het is ook niet jouw fout.’ Ik kijk Caleb aan. ‘Je hebt je best gedaan.’ We zitten een tijdje stil naast elkaar. Ik kijk naar het boek op zijn schoot. ‘Mens en Natuur’ heet het. Als Caleb ziet dat ik er naar kijk, zegt hij: ‘Dit is mijn manier om dingen even te vergeten, voordat dit allemaal gebeurde, zat ik hier de hele dag. Om mijn schuldgevoel te vergeten.’ Aan Calebs ogen zie ik dat hij het meent. En voor het eerst snap ik hem. Mijn schuldgevoel met wat er nu met Tris is gebeurd is ook verschrikkelijk. Voor het eerst hebben wij iets gemeen. We hebben allebei bijna Tris dood laten gaan. ‘Tobias, jij kon er niks aan doen, je hoeft je niet schuldig te voelen.’ Zegt hij alsof hij mijn gedachten kan lezen. Ik kijk hem dankbaar aan. Opeens herken ik Tris een beetje in zijn houding en zijn gezichtsuitdrukking, het maakt me bang. ‘Ik moet gaan.’ Zeg ik snel. ‘Waar ga je heen?’ ik denk na, waar ga ik heen? ‘Ik ga naar Cara om te vragen wat er precies is gebeurd, en ik geloof dat jij mij daar niet bij kan helpen.’ Ik kijk naar Calebs behuilde gezicht. Hij knikt even, en verschuild zich daarna snel achter zijn boek. Hoe kon ik Tris toch in hem herkennen?

Als ik even later bij Cara ben, vertelt ze me alles. ‘Tris kon tegen het serum?!’ Cara knikt. Ik wist dat Tris sterk en moedig was, maar dit had ik nooit verwacht. Tris wist dat ze tegen het serum kon en heeft er alles voor gedaan om Calebs plaats in te nemen. Hoofdschuddend ijsbeer ik door de kamer heen. Plots sta ik stil. ‘Maar als ze tegen het serum kon, wat is er dan mis gegaan?’ Cara kijkt me aan. ‘David was daar, hij heeft haar in haar buik geschoten en een keer in haar arm. Ze verloor veel bloed, en was daardoor in levensgevaar. Maar we hebben haar kunnen redden, we waren er op tijd bij. Met al haar krachten heeft ze het toch voor elkaar gekregen om het geheugenserum te verspreiden en het doodserum te stoppen. Zodra het doodserum was uitgeschakeld, zijn we naar haar toe gerend. Ik besefte pas dat Tris in de kamer was toen Caleb huilend naar ons toe kwam.

Ik laat alles even bezinken. ‘Dus Tris, heeft dit allemaal gedaan om de revolutie te redden?’ Cara knikt. ‘En het is haar nog gelukt ook. Caleb had het waarschijnlijk niet gehaald als David in de kamer was, dan was alles voor niets geweest. Tris heeft ons gered.’ Ik ga zitten op een stoel in de hoek van de kamer. Cara gaat verder: ‘Tris is zo moedig geweest en..’ opeens sta ik kwaad op. De stoel waar ik op zat, klettert hard op de grond. Cara deinst geschrokken achteruit. ‘Dit is niet hoe het zou moeten gaan!’ de adrenaline giert door mijn lijf, ik ben niet alleen kwaad, ik ben woedend. ‘Het is allemaal Davids schuld! Als David er niet was geweest was alles goed!’ Cara legt  sussend een hand op mijn schouder. ‘Tobias rustig, rustig maar, het is oké.’ Wild sla ik haar hand van mijn schouder. ‘Het is helemaal niet oké! Die David, ik krijg hem, ik vermoord hem!’ Cara pakt me stevig bij mijn schouders, ik probeer me los te rukken maar ik heb de kracht er niet meer voor. ‘Four! Four, kijk me aan!’ met tegenzin kijk ik Cara aan, nog steeds kokend van de woede. ‘David weet niks meer van wat er is gebeurd, hij is een ander mens nu, alleen dan nog in hetzelfde lichaam.’ Ik wurm me uit Cara’s houdgreep. ‘Dat betekent niet dat ik dit hem zomaar vergeef.’ En ik loop stampvoetend de kamer uit. Ik ga naar Tris.

 

Allegiant part 2- Happily ever afterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu