Tobias

107 5 0
                                    

Ik besluit om naar Uriah te gaan vandaag. Omdat ik het heb beloofd, en omdat ik hoop dat hij me vergeeft. Het was de domste fout van mijn leven om mee te doen aan dat stomme plan waardoor Uriah nu in deze toestand is. Ik schud de gedachte van me af. Ik klop zachtjes op de deur van Uriahs ziekenkamer. ‘Binnen!’ hoor ik een zwak stemmetje roepen. Ik doe de deur open en kijk de kamer rond. Uriah zit rechtop in zijn bed met een boek op zijn schoot. ‘Lees jij?’ vraag ik verbaasd. Hij knikt. ‘Is dat zo raar dan? Ik verveel me dood hier alleen in deze kamer.’ Ik glimlach lichtjes. ‘Nou ja, je was altijd zo… Onverschrokken.’ Begin ik. ‘En lezen is in onze ogen nogal, Erudiet.’ Zeg ik voorzichtig terwijl ik een stoel pak en naast hem kom zitten. Uriah lacht even. ‘Mensen veranderen wel eens Four, en bovendien, is het best een interessant boek.’ Ik kijk naar de titel. “Alle dieren van het Universum.” ‘Van sommige dieren wist ik niet eens dat ze bestonden. En van sommige dieren had ik niet eens verwacht dat ze zo sterk konden zijn, of zo slim.’ Uriah klinkt oprecht geïnteresseerd en daar ben ik blij om. Ik moet lachen om zo zijn andere kant te zien. ‘Lach me niet uit.’ Zegt Uriah terwijl hij me een stompje geeft. Ik schud mijn hoofd nog glimlachend. ‘Ik lach je niet uit, ik lach je toe.’ Nu  begint Uriah ook te lachen. ‘Ja, ja.’ We worden allebei wat serieuzer. ‘Hoe gaat het eigenlijk tussen Christina en jou.’ Zeg ik niet zo subtiel als ik in mijn hoofd had. Uriah grinnikt even. ‘Dat gaat jou niks aan.’ Ik rol met mijn ogen. Na het verlies van Will en het verlies van Marlene zijn Uriah en Christina wat closer geworden. Maar sinds Uriah is bijgekomen lijkt dat als sneeuw voor de zon verdwenen te zijn. ‘Christina is toch een leuke meid? Volgens mij heb je veel lol met haar gehad.’ Uriah wend zijn gezicht af. Ik weet dat het moeilijk voor hem is om het verlies van Marlene te verwerken. ‘En bovendien, helpt ze je om het verleden achter je te laten.’ Voeg ik eraan toe. Uriah draait zich om met tranen in zijn ogen. ‘Maar ik wil Marlene niet vergeten.’ Ik sta op en ga naast hem op het bed zitten waarbij ik een hand op zijn schouder leg. ‘Je vergeet haar heus niet, ze zit voor altijd in je hart. Dat weet je toch? En ik bedoelde het ook niet op die manier, je moet verder gaan met je leven. Ook zonder haar. En soms, moet je ook plaats maken voor iemand anders. Iemand die nu wel bij je kan zijn. En ik weet dat je van Christina houdt.’ Zeg ik. Uriah knippert zijn tranen weg. Even valt er een lange ongemakkelijke stilte. Ik ben niet zo goed in speeches, ik vind het moeilijk om vanuit mijn hart te spreken. Maar ik doe het toch, voor Uriah. ‘En het heeft ook geen haast, Christina voelt zich hetzelfde als jij je nu voelt. Misschien kunnen jullie elkaar daarmee steunen?’ Uriah knikt en ik sla een arm om hem heen. ‘En nu moet je echt even rusten, je ziet zo bleek als je dekbed.’ Grap ik. Hij grinnikt even. ‘Bedankt Four’ Zegt hij zacht. Ik voel me opgelucht, de spanning zakt een beetje weg. Ik glimlach en sta op om de kamer uit te lopen zodat Uriah even kan gaan slapen. ‘Zie ik je morgen?’ vraagt hij nog, voordat ik de deur achter me dicht doe. Ik draai me om en knik. Ik zie nog net hoe Uriah tevreden gaat liggen en zijn ogen sluit voordat ik de deur voor de tweede keer dicht doe. Ik loop door de gangen met een tevreden gevoel, ik vergeet even al mijn zorgen. En dat is heerlijk. Net op dat moment hoor ik geluiden komen van de kamer waar ik net langs liep. Ik loop zacht terug en ik hoor nu dat die geluiden zijn van iemand die kreunt van de pijn. Al mijn zorgen zijn in een klap weer terug. Het is een oude slaapkamer waar het geluid vandaan komt. De deur staat op een kier en voorzichtig gluur ik naar binnen. Ik kan nog net zien dat er iemand op een stoel zit, ik kan niet zien wie. Het is een man en hij is ook degene die ik hoorde kreunen van de pijn. Ik hoor een stem aan de andere kant van de kamer vandaan komen. Ik herken de stem en ik probeer diep na te denken waarvan. In een schok weet ik het weer, het is Robby! Oh nee, dit gaat toch niet over de dood van David? Ik spits mijn oren, ik kan nog net horen wat er word gezegd. ‘Jij was in de controlekamer die dag.’ Welke dag, de dag dat ik David heb vermoord? ‘Ik zweer het, ik heb niets opmerkelijks gezien!’ roept de man in de stoel bang. ‘Je liegt!’ hoor ik Robby boos schreeuwen. ‘Je hebt de beelden gewoon gewist, het kan niet anders. We zijn alle beelden bij langs gegaan, maar de beelden van de gang naar buiten hebben we niet kunnen vinden.’ Voetstappen lopen door de kamer, waarschijnlijk die van Robby. ‘Wie probeer jij te beschermen? Zeg op!’ voorzichtig duw ik de deur een klein stukje verder open om mijn zicht te vergroten. Ik kan nu ook een bureau zien met daaraan Julius. Zweet van angst begint over mijn voorhoofd te sijpelen. Achter Julius zie ik inderdaad Robby die door de kamer heen ijsbeert. Ik weet wat ze aan het doen zijn, dit is een verhoor! En dat allemaal om de dader te vinden en hem te straffen. Ik veeg het zweet van mijn voorhoofd af. Wie is die man op die stoel? Dan loopt Robby naar voren, recht op de man in de stoel af en heft zijn hand op. Ik weet wat hij gaat doen, ik herken het zo goed. Hij gaat hem slaan, en zo te zien niet zachtjes. De klap is zo hard dat de man van zijn stoel af valt waardoor ik zijn gezicht kan zien. Oh nee hè, het is Amar. Ik ben verstijft, ik kan niet meer helder denken. Het enige wat ik zie is Amar op de grond. Bloed stroomt uit zijn ene neusgat. Zijn ogen stijf dichtgetrokken, en zodra hij ze opent ziet hij mij. Een paar tellen heb ik oogcontact met hem. Ik ben nog steeds verstijfd, dus ik kan me niet bewegen. Maar dan sleurt Robby Amar weer overeind om hem in de stoel te duwen en kan ik me weer bewegen. Ik weet opeens weer wat ik moet doen en ik zwaai de deur met een klap open. Zes paar ogen kijken me stomverbaasd aan. Dan besef ik dat ik niet mag laten merken dat ik hier ben om Amar te redden, ik moet geen lastige vragen krijgen. ‘Wat is hier aan de hand?’ vraag ik zo verbaasd mogelijk terwijl ik precies weet wat hier gaande is. hopend dat ik beter  toneel speel dan de laatste keer dat ik het deed, loop ik de kamer verder in. ‘Hey Robby! Ja, sorry dat ik je stoor maar ik hoorde geluiden en ik wilde weten of alles wel oké is.’ zeg ik met een bonkend hart en een neppe grijns op mijn gezicht. Robby zegt niets terug. Hij kijkt me alleen maar aan. Ik keer me tot Julius. ‘En Julius is er ook! Nou, wat een toeval.’ Zeg ik lachend. ‘Het is geen toeval.’ Zegt Robby toonloos. ‘We proberen de dader van David te vinden.’ Gaat hij verder. Ik knik. ‘En waarom slaan jullie hem dan? Heeft hij het soms gedaan?’ vraag ik half grappend. ‘Nee.’ Zegt Julius, het is de eerste keer dat hij wat zegt. ‘Maar hij weet wie het gedaan heeft.’ Ik begin een beetje zenuwachtig te worden, ik heb geen idee hoe ik dit op ga lossen. ‘Laat die arme man toch gaan, hij heeft n iets verkeerds gedaan.’ Zeg ik. ‘Oh nee?’ zegt Robby. ‘Hij heeft anders wel de camera beelden van de dader gewist.’ Snauwt hij. Julius staat op. ‘Waarom wil je hem zo graag beschermen Tobias? Ken je hem soms?’ hij kijkt me onderzoekend aan terwijl hij naar me toe loopt. Vlak voor mijn neus staat hij stil. Ik heb duidelijk geen acteer talent. Dit is het. Denk ik bij mezelf, dit is het dramatische moment dat ze zullen ontdekken dat ik het heb gedaan. ‘Ga anders naast me zitten, misschien kan je ons helpen.’ Ik frons mijn wenkbrauwen. Waar gaat dit heen? Robby zet een stoel naast dat van Julius aan de tafel. Langzaam ga ik zitten. Julius komt naast me zitten. Nadat Robby de deur weer gesloten heeft keert hij zich weer naar Amar en begint weer te schreeuwen. Amar kijkt me aan, en ik kijk terug. Ik hoor opeens niets meer. Het enige waar ik op let zijn Amar zijn ogen. Het is alsof hij me met zijn ogen verteld dat hij me beschermt. En dan slaat Robby hem nog een keer, en vervolgens ook nog eens een knietje in zijn buik. Dit is het moment dat ik het niet meer aan kan zien. Ik mag Amar hier niet voor laten opdraaien. Het is zoals ik had voorspelt, dit is het dramatische moment. ‘Stop!’ gil ik. Ik sta ruw op waardoor mijn stoel naar achter klettert. Robby draait zich abrupt om. Ik ren naar voren en geef Robby een harde klap tegen zijn hoofd. Door de onverwachtse aanval valt hij meteen op de grond. Julius komt meteen in actie en springt van achteren boven op me. Met mijn ellenboog geef ik hem drie keer een stoot in zijn gezicht. Maar al snel weet Julius me in een houdgreep te brengen en Robby schiet hem meteen te hulp. Samen hijsen ze me overeind. Julius en Robby zijn niet boos, ze zijn woedend. En ergens zie ik ook een beetje teleurstelling, als ze mij ruw beetpakken en meeslepen. Ik draai mijn hoofd nog om naar Amar, hij ziet er niet uit. In zijn gezicht heeft hij drie grote blauwe plekken en zijn armen heeft hij om zijn buik geslagen met een betrokken gezicht. Spijt stroomt mijn lichaam binnen, voor de zoveelste keer.

Allegiant part 2- Happily ever afterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu