Tris

109 5 0
                                    

Zeke rolt me zonder genade de kamer uit, hij snapt niet dat ik afleiding nodig heb. Ik sputter nog tegen, maar hij negeert me volkomen. Zuchtend rijdt hij me de ziekenkamer binnen. ‘Ga rusten Tris.’ Zegt hij nog terwijl hij me het bed op tilt. Maar ik sla boos mijn armen over elkaar en hij loopt de kamer uit. Even blijf ik nog zo zitten, maar al snel ga ik liggen. Stiekem ben ik wel heel moe, maar ik haat het gewoon als andere mensen voor me beslissen wat goed voor me is. Na een uurtje wakker hebben gelegen, hoor ik dat er iemand binnenkomt en ik kijk op. Het zijn twee mannen die ik niet ken. Ik herinner me ze vaag, volgens mij kwam ik ze een keer tegen in de gang. Ze zaten toen druk te praten over Davids dood. Wat komen die twee bemoeiallen hier doen? Het is te laat om te doen alsof ik slaap want ze begroeten me al vriendelijk met een hoofdknikje. Ik heb geen zin om terug te knikken. Ze pakken twee stoelen uit de hoek en gaan naast me zitten. ‘Wat doen jullie hier? En wie zijn jullie?’ vraag ik chagrijnig terwijl ik overeind begin te komen. ‘Aangenaam, ik ben Robby, en mijn vriend hier heet Julius.’ Hij wijst naar de man naast zich. Robby heeft bruin haar en bruine ogen en Julius heeft blond haar en groene ogen. Ze lijken een beetje op elkaar qua postuur en qua houding. Maar verder zijn ze twee hele verschillende personen. Ik zou niet zeggen dat ze vrienden waren als ik ze een keer tegenkwam. Dat komt vast door het nieuwe systeem. ‘Hallo, ik ben Tris.’ Zeg ik overdreven vriendelijk zodat het sarcastisch word. Julius kucht even. ‘Wij komen voor een belangrijke zaak, mevrouw.’ Ik schiet bijna in de lach. ‘Mevrouw?’ zeg ik grinnikend. ‘Ik heet Tris weet je nog?’ Julius rolt met zijn ogen en Robby schiet Julius te hulp. ‘Tris, we zijn serieus en we willen dat jij het ook serieus neemt.’ Ik knik uiteindelijk maar gehoorzaam. ‘Oké, wat willen jullie?’ Robby komt meteen ter zake. ‘We willen het graag hebben over de dood van de directeur.’ Begint hij. Ik verstar. ‘Op camerabeelden zagen we dat jij voor het laatst met hem gesproken hebt, en we willen graag weten waar dat over ging. Kort daarna is hij namelijk vermoord.’ Ik hap naar lucht. Ik kan even niets terug zeggen. ‘Eh,’ begin ik na een tijdje. ‘Ik was verdwaalt en, hij wees me de weg.’ Zeg ik met een piepstem. Julius kijkt me met priemende ogen aan. ‘Is dat alles?’ ik knik heftig. Dan knikt hij, en samen lopen ze de kamer weer uit. Mijn lichaam ontspant zich weer en ik adem diep uit. Als ze de camera beelden hebben bekeken, dan hebben ze toch ook gezien hoe Tobias met David naar buiten ging? Ik denk er de hele tijd over na.  Nog twee dagen, en dan gaan we naar de stad. Dan word het moeilijker om de dader te vinden en laten ze het vast wel rusten. Nog twee dagen volhouden dus. Misschien gaat dat nog wel lukken. En ik krijg nieuwe hoop. Toch zit ik de hele dag te piekeren over de camerabeelden. Ze zijn vast alle beelden bij langs gegaan, onmogelijk dat ze Tobias nog niet hebben gezien. Als het laat in de middag is, voel ik me al weer goed genoeg om in de rolstoel te klimmen. Ik merk dat de wond begint te genezen, gelukkig maar. Ik ga naar de controlekamer, ik moet gewoon uitzoeken wat er gebeurd is met de camerabeelden van Tobias. Vluchtig rijd ik de kamer uit, op zoek naar de controlekamer. Als het goed is weet ik nog waar die zit. Een aantal gangen later kom ik inderdaad bij de controlekamer. Als ik binnenkom zie ik een man zitten met de rug naar mij toe. Ik kan niet zien wie het is, ik kom dichterbij en dan zie ik het. Het is Amar. ‘Amar?’ vraag ik. Meteen kijkt hij op. ‘Tris! Je verrast me, ik heb je lang niet meer gesproken.’ Ik knik. Ik bedenk een subtiele manier om hem te vertellen over Tobias, zodat hij mij kan helpen met het zoeken naar de beelden. ‘Amar ik moet je iets vertellen,’ begin ik. ‘het is absoluut geheim, maar ik heb je hulp nodig.’ Amar knikt en fluistert zacht: ‘Het gaat zeker over de beelden van Tobias en David.’ Mijn mond valt een beetje open. ‘Heb jij die gezien?’ vraag ik verbaasd. Amar knikt. ‘Geen zorgen, ik heb  ze meteen verwijdert, ik sta aan jullie kant.’ Ik slaak een zucht van opluchting. ‘Amar, je bent geweldig.’ Zeg ik met een glimlach van dankbaarheid. ‘Anders hadden ze Tobias al lang opgepakt.’ Amar geeft een trots knikje. ‘Graag gedaan, Tris.’ Ik kijk hem even bedenkelijk aan. ‘Amar, je moet me helpen met het beschermen van Tobias. Ik wil niet dat ze uitzoeken dat hij het heeft gedaan en dan zware straffen krijgt.’ Zeg ik. Amar knikt opnieuw, dit keer is het een betrouwbaar en vast knikje. ‘Natuurlijk help ik je Tris.’ Zegt hij terug. Er valt meteen een soort rust over me heen. Ik sta er niet alleen voor. ‘Maar nu moet je terug, je hebt echt al je rust nodig.’ Zegt Amar nu serieus. ‘Jaja.’ Zeg ik geërgerd. Waarom moet iedereen altijd zo overbezorgd doen tegen mij? Ik rij langzaam terug naar mijn kamer, diep in gedachten verzonken. Nog twee dagen volhouden.  

Allegiant part 2- Happily ever afterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu