6

49 4 0
                                    

Was dit dan de laatste avond samen? Zal ik nooit meer met haar kunnen praten? En zal ze dus nooit mijn geheim aan iemand verraden? Maar zal ik ook geen steun en toeverlaat bij haar vinden?

Cell ligt naast haar bed. Haar ogen op. Ik kniel bij haar neer en luister naar haar hart. Ik voel haar adem niet als ik met mijn gezicht boven dat van haar hang. Nog een keer luister ik naar haar hart. Het klopt nog, maar verschrikkelijk langzaam.

Ik sta op. 'Hou vol.' Zeg ik terwijl ik een kusje op het voorhoofd van Cell geef. Snel loop ik naar de kamer van mijn ouders. Ik klop hard op de deur. 'Mam! Pap!' De deur gaat niet open. Ik bons nog harder op de deur. 'Mam!! Pap!!' Schreeuw ik nog een keer. Ik begrijp dat als zij niet komen dat Cell dan... 'Mam! Pap!' Ik word wanhopig. Mijn zoute tranen stromen over mijn wangen mijn nek in. Ze moeten nu komen anders is het gedaan met Cell. 'Mam. P...pap.'

Ik wil het opgeven en draai me om om terug te lopen. Dan gaat de deur open. Mijn moeder verschijnt in de deuropening. Haar haar warrig en ze kan een gaap niet onderdrukken. 'Wat is er?' Mijn moeder kijkt mij vermoeid aan. 'C...cel gaat d...dood.'

'Roderick!' Mijn moeder rent naar het bed waar zij net nog in lag. 'Het gaat om Cell!' Gilt ze en ze trekt mijn vader uit bed. Mijn vader heeft nog geen idee wat er aan de hand is. Ik zie de telefoon van mijn moeder liggen. 'Mam, wat is het alarm nummer van Frankrijk?' Schreeuw ik door al het geschreeuw door. 'Gewoon 112!' Hoor ik ergens naar mijn toe geroepen, waarschijnlijk door mijn vader. Snel typ ik het nummer in. Ik bereid me voor op wat ik ga zeggen, in het Engels. Als ik Frans ga praten begrijpen die mensen daar er helemaal niks van. Als de telefoon over gaat en hem tegen mij. Oor duw grist mijn moeder hem uit mijn handen. Ik vind het best. Dan hoef ik tenminste niet te praten. Samen met mijn vader loop ik naar de kamer waar Cell ligt. 'Haar hart klopte zacht.' Deel ik mee. 'Zacht?' Mijn vader kijkt mij niet-begrijpend aan. 'Langzaam.' Verbeter ik mezelf.

Het scan-kaartje gaat in het slot van de deur. Een "klik" is te horen. De deur gaat open. Mijn vader rent naar binnen. Zijn blik, beangstigend. Hij probeert mond op mond beademing. Niet veel later stormen vier mannen en drie vrouwen de kamer binnen. Een grote groep mensen stroomt de kleine gang van het hotel en vormt zich een grote kring om onze kamer. Even later komen er ook politiemensen aangerend. Ze stellen de mensen gerust en zorgen ervoor dat ze uit de buurt blijven. Ik zie hoe de twee ijzeren, ze lijken op strijkbouten, de elektrische schokken door mijn zusje geleid. Ik voel het ook. Ik heb wel vaker dingen gevoeld.

Bijvoorbeeld toen Cell op haar knie was gevallen. Haar knie lag open maar we hadden allebei pijn.

Nu voel ik de zware ijzeren "strijkbouten" op mijn borstkas drukken. Het maakt mij een beetje benauwd. Ik kijk vol verwachting naar mijn zusje. Ik vrees het ergste.

Na lang wachten gebeurt er waar ik bang voor was. 'We nemen haar mee naar het ziekenhuis, maar we vrezen het ergste.' Zegt een man die van de ambulance komt. Mijn moeder begint te huilen. Ik ook. Mijn hand op mijn buik. Mijn vader slaat twee armen in mijn moeder heen. Ik zak in elkaar. Ik begin te huilen. 'Dit mag niet!' Schreeuw ik. Ik bons met mijn vuisten op de vloer. 'Is ze dood?!' Schreeuw ik tegen een vrouw die in de gang staat met har hand voor haar mond geslagen. 'Ja!' Schreeuw ik op mijn eigen vraag. 'Ze is dood! Dood! Dood! Dood!' Ik schreeuw heel Parijs wakker. Bons met al mijn macht op de vloer. Mijn moeder gaat ook zitten op de vloer en huilt in stilte. Mijn vader moet ook huilen, hij kan het niet begrijpen. Wat is er in godsnaam aan de hand? Waarom gaat ze dood? Waarom?

Ik moet Cas bellen. Hij kan mij gerust stellen. Bij hem voel ik me veilig. Ik pak mijn telefoon. Met trillende vingers ga ik naar het icoontje van het telefoontje. Ik klik erop. De naam "Cas" staat onder "favorieten". Ik kijk naar zijn profielfoto. Zijn lieve ogen slokken mij op en doen nog meer tranen vallen. Door dik en dun is hij er altijd voor mij geweest, dus nu ook. Ik klik zijn naam aan en de telefoon gaat over. Ik houd mijn adem in. Zal hij opnemen?

-tuut
-tuut
-tuut
-tuut

Nee, de telefoon gaat zo'n tien keer over en dan hoor ik zijn antwoordapparaat. 'Hallo met Cas! Ik ben er momenteel even niet. Je kan iets achterlaten na de pieptoon. Piep!' En dan hoor ik de echte pieptoon, "piep!"
Cas vind het altijd lachen als iemand in zijn antwoordapparaat trapt. Daarom begint hij met: "hallo met..." En zegt hij op het eind: "piep" Maar ik heb zijn voicemail nu al zo vaak gehad dat ik er niet meer intrap.

'Cas ik heb je nodig!' Schreeuw ik naar de telefoon, alsof hij het nu opeens hoort!

Gek genoeg lijkt het wel zo, dat hij me hoort. Want na een minuutje rinkelt mijn telefoon. De snerpende toon is harder dan mijn geschreeuw. Ik neem op. 'Hoi.'
'Wat is er schatje?'

De stem van Cas doet wonderen. Ik word meteen rustig.

'Waarom bel je midden in de nacht?'

Cas is moe, dat kan je horen.

'Cas, Cell is d...dood.'

Stilte.

Een hele lange stilte.

-
-
-
-

'Wat zeg je me?'

Er klinkt ongeloof in de stem van Cas.
Ik begin te huilen.

'Cell is dood!' Schreeuw ik door de telefoon heen.

Ik heb Cas nog nooit zien of horen huilen. Dit is de eerste keer. Ik hoor dat hij de tranen weg veegt.

'Luister,'zegt hij daarna,'Dit moet je me beloven.'

'Wat dan?' Snik ik.

'Niet ook gaan oké?'

Ik ben hier!Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu