Het bloed sijpelt uit mijn been. De stekende pijn laat mij door mijn benen zakken. 'Is dit de goede..?' Tijn komt met een doosje in zijn handen, al lezend van de achterkant, de keuken inlopen. De tranen die in mijn ogen staan geven een glans in mijn ogen, dat voel ik. Ik haal mijn neus op. Tijn kijkt op van het geluid. Zijn ogen worden groot. De ongeloof in zijn gezichtsuitdrukking, het raakt me diep. 'Wa... Wat... Wat?' De ongeloof is ook in zijn stem te horen. Hij staat een beetje doelloos maar al snel neemt hij onderneming. Hij loopt snel naar mij toe en pakt het broodmes- die vol met bloed zit. Hij gooit deze in de wasbak en hij doet de deur van de vaatwasser met een klap dicht. Daarna rent hij terug de gang in. Even later komt hij terug met verband, pleisters, een schaar en tape. Hij knielt bij mij neer en begint mijn been schoon te maken met een stuk nat keukenpapier. Daarna begint hij het verband met beleid om mijn scheenbeen te binden. Het ietwat geel kleurige verband kleurt meteen rood. De wond is dus nog niet gestopt met bloeden.
Als Tijn klaar is staat hij op en strekt zijn hand uit naar mij. Ik trek mezelf omhoog. Mijn been begint meteen te klagen. De pijnscheuten gaan razend snel door mijn lichaam heen. De zwaarden die mijn been eraf proberen te hakken geven overal pijn af. Zo voelt het. Ik bijt op mijn onderlip. 'Niet huilen,' zegt een stem in mijn hoofd, 'Niet huilen.' Toch komen ze, de tranen, en zo doende val ik in de armen van Tijn.
'Ik ben een mislukkeling!' fluister ik hem in zijn oor. 'Ik hoor hier niet.' Zachtjes wrijft hij over mijn rug. Het is rustgevend maar toch heb ik het gevoel alsof ik elk moment kan instorten.
Een geluid van voetstappen op de gang. Ik hoor ze nauwelijks en het komt niet in me op om Tijn los te laten. Ik houd mijn ogen gesloten terwijl er af en toe een traan ontsnapt tussen mijn gesloten oogleden.
'Tijn?' De stem van Cas klinkt als muziek in mijn oren. Toch schrik ik. Ik dacht dat mijn vader of mijn moeder binnen zouden lopen... Snel laat ik Tijn los. Daar sta ik dan. Nog al niet zelfverzekerd. Ik steun vooral op mijn rechterbeen want mijn linkerbeen doet nog veel pijn van de wond.
Cas bekijkt ons van top tot teen en hij schrikt wanneer zijn blik mijn benen raakt. 'Wat...i...s... Wat?' De laatste "wat" komt er hard uit. Niet twijfel achting maar eisend.
'Jij zegt het.' Tijn kijkt mij doordringend aan. Hij staat daar maar een beetje wiebelend van zijn ene been naar het andere been.
Ik denk aan het broodmes met bloed dat nog in de wasbak ligt. Tijn heeft die aan geraakt... 'O Cas, ik was zo bang,'ik omhels Cas,'Ik was verdrietig en Tijn wou mij troosten. En toen...' Ik kijk even opzij naar Tijn en daarna naar het overbezorgde gezicht van Cas. 'Probeerde hij mij te zoenen,'vervolg ik mijn verhaal,'Ik wou dat natuurlijk helemaal niet! Jij bent mij vriendje, dus ik gaf hem een klap waarop hij het broodmes uit de vaatwasser pakte en op me in probeerde te hakken. Ik kon hem goed ontwijken en...'
'Ho, ho, ho, wacht eens even!' Tijn trekt aan mijn arm. 'Probeer je mij nou de schuld te geven van het feit dat je jezelf hebt gesneden?'In een flits zie ik waar ik mee bezig ben. Kan ik nu nog wel terug? Ik begin zwaar te twijfelen.
'Laat haar los!' Cas geeft Tijn een duw. Tijn trekt aan de haren van Cas waarop Cas Tijn een stomp geeft. 'Wat heb jij gedaan met haar!?' Cas geeft Tijn nog een stomp. Tijn kan nog net zijn hand vrij maken en geeft Cas nu een beuk in zijn gezicht. 'Vertel de waarheid Vio! Vertel!' Tijn kijkt me smekend aan. Zijn wenkbrauwen staan ernstig. Maar lang kan ik niet naar dit gezicht kijken. Cas geeft Tijn ook een beuk op zijn gezicht.
'Stop!' Schreeuw ik. Ik hoor een sleutel in het slot van de voordeur maar besteed er verder geen aandacht aan. 'Stop!' Schreeuw ik nog een keer.
'Wat is hier aan de hand?' Mijn moeder staat daar. Cas staat op. 'Tijn heeft Vio met een broodmes in haar been gesneden.' Legt hij uit nog voordat ik iets kan zeggen. 'Wat?' Mijn moeder kijkt vol ongeloof naar Tijn en dan naar mij. 'Mijn huis uit!' Streng wijst ze naar de gang. 'Weg!' De woorden galmen door de kamer. Mijn vader komt de kamer binnen met een krat vol boodschappen. 'Zo hier nog wat gebeurt?' Vraagt hij sarcastisch.
Hij krijgt geen antwoord en weet meteen dat er iets aan de hand is. 'Wat?' 'Dat!' Mijn moeder wijst hysterisch naar mijn been. Mijn vader zet het krat neer en rent weg, zomaar ineens! Cas kijkt verwonderd.
Bij het zien van het gezicht van Cas komt er een drang opzetten dat ik de waarheid wil zeggen. De waarheid... Die verschrikkelijke waarheid.
~ik ben zwanger van een jongen waarvan ik zielsveel hou maar ik heb hem hiermee heel veel pijn mee gedaan.
~Celine is dood. Deels door mijn schuld...
~ik heb een erfelijke hartziekte.
~ik doe mezelf pijn omdat ik niet meer gelukkig van mezelf mag zijn.
~ en het laatste puntje... Ik lieg alsof ik de leugen zelf ben!
JE LEEST
Ik ben hier!
Teen Fiction"Ik voel de traan langs mijn wang mijn nek in lopen. Het medaillon dat ik om mijn nek heb hangen klem ik stevig in mijn handpalm. Ik hoor ergens de stem van haar: 'Ik ben hier! Dicht bij jouw.' Dan zien ik wat ik nog lang niet wou zien." De tweeling...