11

38 4 3
                                    

En dan... Voel ik een hard knal. Een botsing met de grond. Boven de airback uit zie ik water. Troebel en groen van het alg. De raampjes naast mij zijn daarin tegen gewoon "schoon" dat betekend waarschijnlijk dat de achterkant van de auto niet onderwater staat!

Een sprankeltje hoop borrels vanuit mijn hart naar mijn hoofd.

Maar dan...

Een klein stroompje water stroomt de auto langzaam in. Mijn moeder voelt het bij haar voeten en geeft een gil van schrik. Omdat ze haar gordel niet om heeft springt ze op en wringt zich tussen de bestuurdersstoel en de bijrijdersstoel om uiteindelijk naast mij op de achterbank te ploffen. Mijn vader daarin tegen komt niet uit zijn gordel. De gordel zit vast in zijn nek. Dat komt doordat bij het "vliegen" de gordel hard in zijn nek sneed. Nu zit er een flinke snee in zijn nek war de gordel in vast zit. Hij heeft heel veel pijn. Dat is te zien.

Het water stijgt in de auto. Mijn voeten voelen nu ook vochtig aan. 'Ga,'kreunt mijn vader,'Ga, blijf niet voor mij. Vlucht!'

'Nee!' Gil ik. 'Nee! Pappa ik laat jou hier niet achter! Nee!' Tranen komen en stromen over mijn wangen. Dat gebeurt veel te vaak de laatste dagen. Mijn moeder zit nu ook al tot har knieën in het water. Alleen mijn vaders nek en hoofd steekt nog boven et water uit. 'Ga!' Kreunt hij.

Mijn moeder geeft een ruk aan mijn arm. Met de veiligheidshamer slaat ze een ruit in. Ze kruipt erdoorheen nadat ze mijn vader een kus heeft gegeven op zijn gezicht. Ik kijk vol afschuw naar haar.

'Pap...' 'Ga, lieve Vio, ga!' Ik geef hem een dikke knuffel en volg dan mijn moeder. Ik huil.

In drie dagen ben ik mijn zus én mijn vader kwijt geraakt!

Ik vergeef dit mijn moeder nooit! Als zij geen ruk aan het stuur had gegeven..!

Mijn moeder wil me omhelzen maar ik ren de berm in. Ver weg van de auto, van mijn (bijna) dode vader, van mijn moeder en zonder Cell. Ik huil. Ik ren en ren. Ik hoor sirenes. Als ik een vluchtige blik achterom geef zie ik politiemannen en vrouwen. Ook allemaal ambulancemedewerkers en brandweermannen en vrouwen.

Ik sluit mijn ogen. Ik weet gewoon dat mijn vader al verdronken is. Ik weet het gewoon!

De tranen stromen langs mijn wangen naar beneden zo mijn hals in. Ik zak in elkaar. In het gras van de berm.

Ik heb niet door dat het hele verkeer op de snelweg vast staat en dat de weg is afgesloten. Het kan me niks schelen, nu tenminste niet.

Ik kijk omhoog naar de strak blauwe lucht waar het zonnetje heerlijk schijnt en soms een wolk voorbij trekt. De witte bloemetjes die kriskras door het gras staan steken fel af tegen de groene sprieten en de zon laat ze oplichten. Ik denk aan Cell. 'O Cell, ergens ben ik zo blij, blij dat jij dit niet hoeft mee te maken!' Ik veeg een traan weg met mijn handpalm. 'Maar als jij niet was gegaan dan, dan, dan was dit nooit gebeurt! Waarom heb je dit ons aangedaan? Jij hebt pappa gewoon vermoord!' In mijn hoofd echoën de woorden van de laatste zin na.

Ik kijk om naar de auto. Nou ja het is niet meer echt een auto, het is meer een autowrak. Ik kan een glip opvangen van een brancard...

Een brancard waar een man op ligt!

Mijn vader?

Ik sta op en ren over het gras terug naar de plek. De plek waar zoëven heel veel ellende was. Misschien is het nu de plek waar een sprankeltje hoop opbloeit.

De brancard word bijna de ambulance ingeschoven. Ik neem een spurt, een sprintje. 'Wacht!' Schreeuw ik als de deuren van de ambulance bijna dicht worden gedaan. Ik kom hijgend aan bij de ambulance. Ik ren de ambulance in en daar...

Daar ligt een politieman! Gewond aan zijn hoofd en zijn handen! Wat? Snel stap ik de ambulance uit. Wankelt op mijn benen en buitenadem. Verbaast. Ik word vast gepakt bij mijn middel. Ik draai me met een ruk om. Mijn moeder kijkt met een verdrietig gezicht naar mij.

'Is ie..?' Vraag ik aarzelt.

'Ja.' Zegt mijn moeder met een spijtig.

Ik begin te huilen. Ik omhels mijn moeder die tot mijn verbazing geen traan loslaat maar verbaast aan mij vraagt: 'Maar schatje toch! Het komt wel goed! Niet huilen! Waarom huil je?'

Ik kijk haar verbaast aan.

'In het ziekenhuis zorgen ze goed voor hem hoor!' Zegt mijn moeder troostend.

Ik begrijp het niet. 'Wat?'

'Pappa is naar het ziekenhuis gebracht.'

Oo, misverstand. Oeps!

'O'

'Wat dacht jij dan schat?' Mijn moeder aait over mijn haren en strijkt ze uit mijn gezicht.

'Ik, ik,'begin ik,'Ik dacht dat hij...d d dood was.'

'Ach schatje toch! Hij is meteen uit de auto gehaald en ze zijn halsoverkop naar het ziekenhuis gereden. Het komt wel goed! Pappa was nog bij bewustzijn. Ik bleef hier omdat ik jouw natuurlijk niet zo kon achterlaten en ze moesten echt meteen naar het ziekenhuis.'

'Maar wie is die politieman dan?' Vraag ik. 'Hoe is hij gewond geraakt?'

'O, hij heeft pappa gered maar daarbij in zijn vingers gesneden en toen had hij zoveel pijn dat hij zijn hoofd stootte en deze verwond. Tenminste zo is het mij vertelt.'

Ik kijk mijn moeder tevreden aan. Het komt dus goed met pappa! Ik ben ergens blij. Maar diep in mijn hart zit nog een ijskoud klopje bevroren steen en dat zal pas dooien als Cell weer tot leven komt.

Ik ben hier!Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu