17

28 4 0
                                    

Een dag later.

Ik word wakker van de zoete geur van een lavendelcake. Lievelingscake van Cell en mij. Ik doe mijn ogen open en merk dat ik niet in mijn bed lig. Ik lig wel op iets zachts dat het zal de grond niet zijn. Ik ga recht op zitten en herken de woonkamer. Ik lig dus op de bank.

Vanuit de woonkamer kan je de keuken in kijken en ik zie Cosia druk bezig om de cake uit de vorm te krijgen. Dat vond ze altijd al zo'n pestklusje.

Ik sta op van de bank, ik vind het nog steeds vreemd dat ik daar lag, en loop naar Cosia toe.

'Goejemorgen meise.' Begroet Cosia mij.

'Goedemorgen, het ruikt hier heerlijk!' Zeg ik beleefd terug. Cosia en ik hadden altijd al een goede band samen, maar soms kon ik haar niet uitstaan. Ik vond dat we geen huishoudster nodig hadden en dat ze gewoon één keer in de week kon komen om schoon te maken zoals bij alle gezinnen. Het is ook stierlijk irritant als je een keer alléén thuis wilt zijn. Zij kijkt altijd over je schouder mee met wat je uit de koekjestrommel pakt. Aan de andere kant is het super gezellig als ze er is wanneer pappa en mamma tot 's avonds laat aan het werk zijn en dus niet mee eet. Met Cell konden we dan lachen alsof ons leven er vanaf hing. Maar nu is Cell er niet en zal ze ook nooit meer kunnen lachen aan het eten.

'Helpen?' Bied ik aan.

'Neej, wel lukt. Jij vast moe zijn.'

'Nee hoor!' Zeg ik verbaast. 'Waarin zou ik?'

'Jij gister heel veel praat met ouders. Toen jij bent moe geworden. Toen jij bent is slaap gevallen.' Een laatste slag op de onderkant van de cakevorm en een perfecte cake valt niet al te plomp op het houten broodschijplankje.

Ik glimlach. Ik weet het weer.

De vorige avond.

'Mam, je gaat nu die brief openmaken!' Ik wijs boos naar mijn moeder. Gister wilde ze ook al niet naar me luisteren. Nu gaat ze dat belangrijke lezen anders doe ik het wel zelf.

'Ik doe het ander zelf wel!' Zeg ik dreigend als mijn moeder doet alsof ze het niet hoort.

'Je waagt het niet!' Mijn vader gaat zich er nu ook mee bemoeien.

'Pap, Cell heeft zelf...' Ik stop met praten midden in de zin. "Misschien worden ze boos op Cell als ik zeg wat ze wist. Je kan het je ouders niet vertellen." Zegt een stierlijk irritant hoog stemmetje in mijn hoofd. Ik haal diep adem. 'Pap, Cell zou ook gewild hebben dat we het zo snel mogelijk wisten. En daarbij komt dat als er iets ernstig aan de hand was dat wij óók gevaar lopen. Wil je dat?!'

Ik zie mijn vader twijfelen. Mijn moeder zit met benen over elkaar geslagen, een glas wijn in haar rechterhand en met haar rechterarm steunend op de banklening van de mooie zachte roze leren bank die voor de openbaart staat, de krant te lezen. Geen aandacht schenkend aan het gesprek. Mijn vader staat achter mijn moeder en leg een hand op haar schouder. Hij begint te masseren. Dat doet hij altijd als mijn moeder geen aandacht schenkt aan de situatie en haar aandacht wel wilt. Ze kijkt op. Lippen als een rondje, fijn op elkaar geknepen. Het ziet er bekakt uit.

Ik kijk smekend naar de twee mensen die me aanstaren alsof ik een olifant ben die kan praten. Mijn vingers in elkaar gestrengeld en mijn handen als een klompje goud geperst.

Mijn vader loopt, dan opeens, met grote stappen naar de schouw waar de brief ongeopend staat te wachten tot dat de briefopener hem open rijd.

Met een ruk pakt hij de brief en scheurt hem open met de briefopener. Het wil niet lukken en de envelop beland in twee stukken op het iets want donkere roze maar meer licht roze tapijt waar de glazen salontafel ook op staat.

De brief is niet in tweeën, gelukkig. Mijn vader vouwt deze open en begint haastig te lezen. Zijn ogen worden steeds groter en zijn mond zakt langzaam open, terwijl hij wit wegtrekt. Zijn had verkrampt en de brief van naast de twee halve enveloppen op het tapijt.

Mijn vader laat zich in zijn grote fauteuil zakken. Ik raap de brief op van het tapijt. Ik wil hem niet lezen en gaf hem meteen aan mijn moeder die het ook meteen leest. Ze leest het, net zoals mijn vader, het heel snel en trekt ook wit weg terwijl haar ogen groot worden, mond wijd open valt en verkrampt.

Ook laat zij laat de brief vallen en begint te huilen.

Nu: naast de lavendelcake

Ik glimlach naar Cosia die een plakje cake afsnijd. Ze geeft het kapje aan mij. 'Proef!' Commandeert ze. Ik neem een hapje en proef de de heerlijke luchtige cake. Alleen Cosia kan een cake zó bakken. 'Heel lekker, heerlijk!' Completeer ik haar. Ze maakt een grappende buiging, zwaaiend met het mes. Ik lach, sinds tijden... Ik heb al zo lang niet meer gelacht!

Ik zie weer een vage schim achter Cosia die overeind komt. Cell! Ik weet het zeker daar is ze. Maar hoe is ze binnen gekomen? Ik begrijp het even niet meer. Misschien is ze naar huis gebracht en willen ze ook lavendelcake! Cell steekt haar hand uit naar het bord met cake en pakt een plakje. Ze smult ervan...

'Heerlijk!' Cosia neemt een hap van een plakje cake.

Ik was dus aan het dagdromen. Of niet? Ik ben nu in ieder geval ik de werkelijkheid en ik moet allert blijven.

Mijn moeder komt de keuken in. Ze heeft een nep glimlach op gezet. Ze snuift. 'Wat ruikt het hier lekker!'

'Ja hè! En het ís ook nog eens lekker!' Zeg ik met een zuinig glimlachje.

Mijn moeder legt een hand op mijn schouder. 'We gaan vanmiddag naar het ziekenhuis.'

Ik knik, ik vind het goed dat mijn ouders het geregeld hebben. 'Is goed.'

Ik ben hier!Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu