Ik pak een tweede pen uit mijn handtas en pak mijn dagboek weer op. Laat ik een veder schrijven want anders vergeet ik dat weer.
Ja, ik zal vertellen hoe ze is gestorven. Dat weten we niet!
Het is zo frustrerend! Ze ging opeens plat. Lag ze daar zo op de grond naast haar bed. Haar hart klopt steeds trager en trager. Ze werd met de ambulance opgehaald. Ze heeft het ziekenhuis niet eens gehaald. Ze is overleden in de ambulance. Misschien had ze wel een hart aanval. Of iets anders maar ademen deed ze niet. De doktoren denken dat Cell is overleden doordat er iets met het hart was. Maar als ze misschien een hartaanval heeft gehad dan kan dat door mij komen! Ik heb haar vertelt dat ik zwanger ben. Ze schrok er hevig van! Misschien heeft ze er over lopen nadenken en kwam ze tot gruwelijke conclusies en gedachtes. Misschien is ze daardoor zo erg geschrokken dat ze een hartaanval heeft gehad en dat daardoor haar hart langzamer is gaan kloppen. Weet ik veel! Er ís mogelijk.In het ziekenhuis zijn ze Cell aan het onderzoeken maar ik weet gewoon dat ze de oorzaak niet gaan vinden. Misschien duurt het wel maanden voordat ze klaar zijn met de onderzoeken en dat ze dan tot de conclusie komen dat ze het niet weten en dat ze er ook nooit achter zullen komen.
Ik heb trouwens iets gevonden. Een boekje. En niet zomaar een boekje, nee, het lag onder het kussen van Cell. Een met rode stof bekleedde kaft met blauwe blokjes. Een schuifje als slot. Er stond in dat Cell al jaren dagboekjes bij houd. Ik zal het stukje overschrijven:
Ik pakte het boekje van onder et kussen van Cell want ik had het boekje nadat ik het gelezen had netjes terug gelegd. Ik bladerde naar de eerste bladzijde, je mag het eigenlijk niet "bladeren" noemen. Ik pak mijn pen weer op terwijl ik het stukje nog eens lees. Ik kauw afwezig op de achterkant van mijn pen.
"Ik heb in de andere boekjes ook veel geschreven. Ik denk dat als ik alles bij elkaar zou bundelen dat ik wel een heel dik boek zou hebben. Een "dagboek" kan ook niet anders dan snel vol geschreven zijn. Elke dag hoor je in zo'n boekje te schrijven. Dat doe ik met alle plezier en vooral met alle tijd. Alleen niemand weet dat ik het doe. Ik ga dan stil in mijn werkkamer zitten en doe alsof ik huiswerk maak of iets in die trans."
Dat schreef mijn zus dus. Als ik thuis ben ga ik op zoek naar die andere boekjes. Ik ben wel nieuwsgierig. Wat zal ze geschreven hebben over de voorgaande jaren? Hoe vond ze van alles wat we hebben mee hebben gemaakt.
Ik vind het knap dat ik zo rustig ben. Ik huil niet. Het is nog maar een paar uur geleden dat Cell daar lag op de grond. Het is 11 uur 's ochtends en rond, ik denk, twee uur 's nachts was Cell
Ik kijk naar de woorden die ik dapper had opgeschreven. "Ik huil niet." Pff! Ik
Zit nu te janken als een verzopen kat! Steeds als ik "Cell" (het woord, de naam) hoor of zie, krijg ik een brok in mijn keel, een knoop in mijn maag en een steek in mijn hart. Ik klap mijn dagboek dicht en leg hem onder mijn kussen. Ik heb helemaal geen zin meer om in mijn dagboek te schrijven.Over een week moet Cell begraven worden maar ik weet niet of ik dat trek. Cell die nog een heel leven voor zich had... Er word op de deur geklopt. Nog geen seconde later stapt mijn vader binnen. 'Ontbijt?' Vraagt hij. Zijn ogen zijn nog roder en dikker dan die van mijn moeder. Zijn wallen zijn nu nog beter te zien en staan grijs midden op zijn gezicht. Zijn haar ziet er vet uit en staat alle kanten op. Die ooit zo nette zakenman ziet er verwaarloost en hulpeloos uit. Ik heb zo'n medelijden met mijn ouders! 'Ja,'antwoord ik,'ik kom zo.' Hij knikt en draait zich om naar de deur. Ik hoor hem snikken maar ik laat hem even met rust. Dat is denk ik voor nu het beste.
Na zo'n tien minuten loop ik naar de deur. Ik heb nog even voor het open raam gestaan. Ik sta ook altijd voor het raam in mijn werkkamer. Dat doet me altijd goed. De frisse lucht maakt je hoofd even leeg en dat geeft je weer een beetje energie. Ik heb in ieder geval weer een beetje moed ook al weet ik dat ik nooit meer met mijn zus kan praten. Dat ik nooit meer een warme knuffel van haar zou krijgen en dat ik haar nooit meer een warme knuffel kan geven. Dat ik nooit meer getroost kan worden door haar en dat ik haar nooit meer kan troosten. Dat ik haar nooit maar dan ook nooit meer in levende lijven kan zien. Alleen als ze opgebaard ligt, dan kan ik haar nog in vlees en vloed zien maar zelfs dan zie ik haar niet in levende lijven omdat ze niet meer leeft.
Ik loop door de gang van het hotel. Ik denk dat we niet meer door reizen naar Marokko. Mamma vind Cell echt wel belangrijker dan haar tante. Cell is haar dochter, daar kan geen tante tegen op. Zelfs geen lievelingstante! Opeens voel ik een hand op mijn linker schouder. Een korte tik. Ik draai mij om en ik kijk recht in het gezicht van een oude mevrouw. Ik ken haar gezicht. Het is het gezicht van de buurvrouw. De buurvrouw van het hotel dan, die aan de rechter kant van mijn kamer verblijft. 'Hallo,' zegt de mevrouw in het Nederlands, 'Ik wil je niet lastig vallen hoor maar ik vind het zo spijtig voor je. Ik heb de rest van de nacht niet meer geslapen.'
Ik ben verbaast van het feit dat de mevrouw ineens Nederlands spreekt. Ik dacht dat ze Duits was. Ze tijd in een Duitse auto en toen ik haar voor het eerst zag praatte ze Duits tegen haar man.
'Hallo.' Zeg ik twijfels terug als antwoord. 'Ik heb ook niet meer geslapen.' Zeg ik vervolgens. Ik weet niet zo goed wat ik hier mee aan moet.
De mevrouw kijkt me vol medelijden aan. 'Wat is er kind?'
'Ja hallo! Mijn zus is dood!' Denk ik bij mezelf maar ik begrijp dat mevrouw niet dit bedoelt. Ze vraagt zich zeker af waarom ik zo afstandelijk doe alhoewel dat niet zo raar is.
Ik haal mijn schouders op.
'Ach, ik begrijp het wel.' De mevrouw legt een lieve hand op mijn schouder. 'Je ken me niet. Je zal vast even met rust gelaten willen worden? Nou ik ven in de kamer naast je. Je kan altijd naar mij toe komen, oké?'
Ik weet niet wat me opeens overkomt maar opeens voel ik de drang alles aan deze vreemde mevrouw te vertellen. Ik begin te snikken. De mevrouw heeft zich al omgedraaid. 'Wacht.' Zeg ik schor. De mevrouw draait zich terug om naar mij en zonder er bij na te denken val ik haar om haar nek. Ik heb even aan iemand steun nodig.
JE LEEST
Ik ben hier!
Teen Fiction"Ik voel de traan langs mijn wang mijn nek in lopen. Het medaillon dat ik om mijn nek heb hangen klem ik stevig in mijn handpalm. Ik hoor ergens de stem van haar: 'Ik ben hier! Dicht bij jouw.' Dan zien ik wat ik nog lang niet wou zien." De tweeling...