7

25 2 8
                                    

Angst was als een zandadder die langzaam over de grond kroop. Het moment dat je doorhad dat het eraan kwam, had het zich alweer om je nek gedraaid om langzaamaan je lucht te ontnemen. Het was genadeloos en plots.

Altijd wanneer de kinderen bang waren, zouden ze de oudere kinderen opzoeken zoals ze geleerd was. Ze zouden bij ons komen liggen op de matjes met hun hoofden net onder de dekens en tegen onze buiken aan. Ik probeerde hun aandacht weg te houden met mijn magie, liet ze de mooiste beelden zien om hun adem te ontnemen met verwondering in plaats van angst. Het werkte niet op de oudere kinderen, die een hinderlijke trots hadden voor het vragen van hulp. Hen hielp ik met kleine veranderingen, dat de nachten niet zo koud waren dan ze dachten, dat hun eten lekkerder was dan de realiteit. Het waren kleine trucjes om de realiteit te verbergen voor ze.

Het werkte alleen niet voor mij. Niet terwijl ik op het zand opgekruld was. Mijn magie stroomde weg naar de koude grond, maar het had geen effect. Wanneer angst me bij mijn keel had, voelde ik me nog weker dan een mossel uit zijn schelp. Ik was kwetsbaar, mijn ziel ontbloot. In mijn leven had ik een keer eerder zo'n ervaring gehad, in het brandende gebouw van de schuilplaats toen een neervallende balk me raakte. Ik had op de grond gelegen met tranen en na elke adem meende ik dat het de laatste was. Mijn mahika had om me heen gegrepen, maar het had geen houvast. Het was Vin die me overeind trok, met een uitgestoken hand. De herinnering verdween met een kuch, Vin versmolt tot de spreekstalmeester die zijn hand aanbood.

Ik ademde. Ik kon weer ademen.

De jongeman hielp me overeind, zette me neer op de tribunes terwijl ik zijn jas nog strak om me heen trok. Mijn vingers waren rauw en verkrampt van het vasthouden van de trapeze, maar ik was bang om deze warmte te verliezen. Hij verdween om even later terug te komen met een mok dampende chai. De gekruide thee prikkelde mijn neus en trok me een beetje uit mijn shock, de hitte brandde aan mijn tong, maar deze pijn was niks vergeleken de angst van net.

'Drink dit op en ga dan naar huis, het wordt donker.' Hij drukte de houten kop in mijn handen. Ik wilde zeggen dat de duisternis op straat me niks konden doen, dat mijn magie me kon beschermen, maar ik had de energie niet om deze discussie te starten. Niet met deze eigenwijze spreekstalmeester waarvan ik niks wist behalve dat hij kennis had over de regressie en dit circusprogramma leidde.

'Ik ben Nyra trouwens,' mompelde ik dan. De jongen stond met zijn armen over elkaar, trok een wenkbrauw omhoog.

'Oké.'

Zijn korte antwoord deed mijn gezicht oplaaien, alsof ik raar was met mezelf introduceren. 'We hebben elkaar al twee keer gesproken, dus ik dacht dat het misschien goed was om elkaars namen te weten,' probeerde ik mezelf te verdedigen, maar aan zijn diepe frons te zien had het niet veel zin. In zijn hoofd was ik het meisje dat van zijn publiek gestolen had, of het meisje dat alleen maar gilde.

'Ik heet Rhen.'

Rhen.

Zijn naam paste bij hem, zo direct als een pijl die nooit afweek. Rhen staarde intens naar de mok in mijn hand, alsof de vloeistof zou verdwijnen als hij er lang genoeg naar keek. Het gaf me een reden om minder snel te drinken ondanks mijn rauwe keel, ik was nog niet vergeten waarvoor ik gekomen was. Rhen leek meer over de regressie te weten dan elk ander persoon in Eyniv.

'Rhen, ben je ooit iemand verloren aan de regressie?' Hij had immers gezegd dat hij alles geprobeerd had om het tegen te gaan. Mijn vraag bevroor hem ter plekke. Zijn stem stokte dat ik bang was dat hij neer zou vallen als hij niet snel begon met ademen. Bijna nam ik mijn vraag weer terug.

'Ja. Genoeg.' Hij had de pijn gevoeld van de regressie, van zijn vrienden die de regressie in waren gegaan en daarna weggekwijnd onder hun verwardheid terwijl hij alleen kon toekijken. Ongemakkelijk staarde ik naar mijn vage hoofd in de donkere vloeistof die ik in mijn beker draaide.

'Het spijt me.'

'Waar verontschuldig je je voor, je hebt er niks mee te maken.' Ik haalde mijn schouders op. Het was een verontschuldiging voor het ophalen van nare herinneringen bij hem, voor de reden dat hij met zo'n pijnlijke blik naar het zand staarde. De haren van zijn armen stonden overeind sinds hij zijn jasje aan me gegeven had. Mijn hart reikte naar mijn magie, liet een warm briesje zijn lichaam omarmen. Het was subtiel genoeg dat de mahika onopgemerkt bleef. Rhens lichaam ontspande terwijl hij mijn beker weer oogde waar nog maar een klein laagje chai was.

Zodra ik deze laatste slok gedronken had, moest ik terug naar de schuilplaats. Terug naar Isan die op bed lag en Asim waarmee ik ruzie gemaakt had. Vin zou waarschijnlijk bij Isan zijn. Eenzaamheid wikkelde zich om mijn hart na mijn laatste slok, die veel meer gekruid was doordat alles naar de bodem gezonken was. Ik kon hier ook niet voor altijd blijven.

'Nyra.' Hij klonk ademloos, alsof hij een geweldig idee had. Hij leunde tegen de tribune, zijn arm over de zetel boven mij en keek omlaag naar me. Zijn gouden ogen gloeiden fel. Ongemakkelijk van de mahika die hij uitstraalde, knikte ik met een droge keel. 'Wat zou je doen om iemands regressie tegen te houden?'

De nachten die ik met Vin en Isan doorbracht op de daken van de huizen kwamen in me op, het waren de dagen dat we stiekem de schuilplaats uitslopen met wat overgebleven brood van het avondeten die het meest voor me betekenden. Ik wilde onze vriendschap terug, onze herinneringen. Als de regressie stopt, kon Isan eindelijk uit zijn kamer komen, konden we eindelijk een gesprek met elkaar voeren. Tranen sprongen in mijn ogen.

'Alles, ik zou alles doen.'

'Zelfs je mahika opgeven?' Ik had ja moeten zeggen, meteen mijn hoofd moeten knikken, want toen Rhen de shock over mijn gezicht zag, schudde hij meteen zijn hoofd. Mijn mahika was meer dan alleen deel van me, het was mijn identiteit en mijn levensenergie. Rhen had dat in een paar seconden van mijn gezicht kunnen lezen, hij duwde zich weg van de tribune, van ons gesprek. 'Laat maar zitten.'

'W-wacht nee.' Ik krabbelde overeind, greep zijn arm. 'Ik zal mijn mahika opgeven als dat betekent dat ik hem kan redden.' Mijn stem sloeg over, het was niet overtuigend. Rhen hield mijn blik lang vast, alsof hij niet zeker wist dat ik de waarheid sprak. Uiteindelijk knikte hij dan.

'Kom morgen weer hier naartoe na de show.' Hij trok zijn jasje van mij af, gooide die over zijn schouder. Vervolgens griste hij de lege kop uit mijn handen. 'En doe dikkere kleren aan, we zullen twee dagen weg zijn.'

De jongen draaide zich om, zonder nog iets te zeggen liet hij me achter met al mijn onbeantwoorde vragen. Verwachtte hij dat ik hem op zijn woord geloofde? Een paar seconden in de doodse stilte deed me realiseren dat dat het enige was wat ik kón doen.

Reflectie || ONC23Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu