Hoofdstuk 15

17 3 1
                                    

>>>——————>

Halt en Will waren de hele dag weg. Rowan had na het ontbijt eerst geprobeerd weer in slaap te vallen, maar dat was niet gelukt en na een half uur in bed rond te draaien was hij dan toch maar opgestaan. Hij had eerst de tafel opgeruimd en was daarna naar de stal gegaan om Loki, en zijn eigen paardje Koper, te verzorgen. Koper was een roodbruin paardje met blonde manen. Toen hij haar had gekregen van jonge Bob had de man gezegd dat hij nog nooit een paardje had gehad dat zo lief en loyaal was als Koper. Ze had grote, warm bruine ogen en zij en Rowan hadden meteen en diepe band ontwikkeld. Zo diep zelfs, dat te jongen haar had kunnen horen in zijn gedachtes de laatste paar dagen. Hij had geen idee of dat normaal was, maar hij vond het wel cool. Met Loki, het ondeugende paardje van Isha, kon hij niet communiceren. Maar hij kon het diertje wel verzorgen. Zeker nu dat zijn eigenlijke baasje weg was gerent.. En ook als afleiding van het feit dat Isha nog steeds weg was. Met al die regen van gister nacht, en nu nog steeds trouwens, was hij enorm bezorgd om zijn vriend. Hij pakte wat haver toen hij de stal binnen kwam en vulde de voeder bakken van de twee, alvorens ze allebei een appel te geven die in een bak lagen naast de staldeur. Loki hinnikte naar Rowan en de jongen gaf hem een aai over z'n snuit. De ogen van het zwarte paardje straalde bezorgdheid uit.

"Isha komt vast terug. Hij zou ons nooit voor altijd in de steek laten."

*Denk je dat hij echt terug komt?* Rowan keek om naar Koper. Hij haalde zijn schouders op.

"Ik hoop het." Zei hij. Toen pakte hij een van de borstels die in een houten emmer lagen en begon hij Loki eens goed te kammen. Dat waardeerde de pony blijkbaar wel, want hij duwde zijn lijf tegen de borstel aan alsof hij wilde dat Rowan nooit meer zou stoppen. Rowan lachte.

"Hey! Niet mij wegduwen!" Hij hoorde hoe Koper en Loki allebei hinnikte, alsof ze ook moesten lachen.

Na een uur of twee beide ponies te verzorgen en zichzelf bezig te houden, waren Rowans armen langzaam moe geworden. Hij ruimde de borstels weer op en gaf Koper een knuffel alvorens weer naar het huisje te lopen. Daar ging hij binnen lunch maken voor zichzelf, nadat hij z'n handen had gewassen natuurlijk.

>>>——————>

Isha werd wakker in een onbekende plek. Hij had het niet meer koud zoals voorheen. In tegendeel zelfs. Hij had het lekker warm. Hij voelde dat hij een warme deken of mantel om zich heen had. En een of andere warmte bron voor hem zorgde voor een fijne warmte. Wel voelde hij zich nogal klef, en hij realiseerde dat zijn kleren nog steeds nat waren. De kleding plakte oncomfortabel tegen zijn lijf, maar dat vond hij nog niet eens zo erg. Het was warm, en dat was het belangrijkste. Er drong er een heerlijke geur door in zijn neus. Het rook naar zoutige soep met groentes en gebraden vlees. Het water liep hem al in de mond en hij begon zich langzaam te bewegen. Toen hoorde hij iets, of eerder iemand.

"Hij wordt wakker." Isha fronste. Hij wordt wakker? Wie wordt wakker?

Hij duwde zich op van de grond waar hij blijkbaar had gelegen en deed zijn ogen open. Hij knipperde een paar maal en zag een kampvuurtje voor zich. Boven het kampvuur stond een pot waar iemand in zat te roeren. Weer fronste hij. Toen voelde hij een kriebel in z'n neus. De kriebel drong zich door tot z'n ogen en die begonnen te tranen terwijl hij nieste. Fijn. Hij was verkouden. Hij hoestte een paar keer en zag toen iemand bij hem neer knielen. Het was een man van een jaar of veertig. Hij had een sikje en een stoppelbaardje met een stoppel snor, als je het zo kon noemen. De man gaf hem een glimlach.

"Hey jochie. Mijn kinderen hadden je gevonden bij de rivier, onderkoelt en uitgeput. Ze hebben je naar ons kamp gebracht. Ik ben Josef Jorkinzoon. Aangenaam." Hij stak zijn hand uit. Isha haalde een arm uit de deken en schudde deze Josef slapjes de hand.

"Ik ben Isha.. Geen achternaam" Zijn stem was een beetje schor en hij merkte dat zijn keel pijn deed. Ja, hij was flink verkouden. Fijn..

"Nou, welkom Isha. We hebben soep als je honger hebt." Isha knikte meteen. Hij had beren honger. "En we hebben nog wel wat extra droge kleren, als je uit die vieze kleding wilt natuurlijk." Weer knikte de jonge jongen.

"Dat zou fijn zijn." Josef hielp Isha op te staan en wenkte een jongen die net een paar jaar ouder was dan Isha zelf om hun gast naar een van de tenten te helpen om zich om te kleden. De jongen gaf Isha een glimlach en hielp hem. Isha zag nu dat er meer mensen waren. Zo'n zeventien mensen waren hier schatte hij. Hij zag ook dat de lucht donker was. het was dus alweer avond. Na een momentje stilte begon the jongen te praten.

"Ik ben Johan. Ik, Falkus en Robin hebben je gered bij de rivier. Misschien herinner je het je nog." Isha knikte.

"Soort van... Ik herinner me drie reflecties in het water en daarna werd ik hier wakker." Johan lachte.

"Ja, misschien hadden we onszelf aan moeten kondigen. We zijn een rondreizende familie en ik en andere twee jongste van de groep moesten drinken halen voor de rest." Isha knikte, maar half luisterend naar het verhaal dat Johan aan het ophangen was. Toen ze aankwamen bij een van de grotere tenten waar Isha comfortabel in kon staan, werd hem een stapel schone kleding gegeven. Het was hem allemaal net wat te groot, maar het was beter dan de natte modderige zooi die hij eerst aan had gehad. Hij nam rustig de tijd, nog steeds een beetje wankel en slaperig. Hij had overal spier pijn van zijn verzuurde spieren dus hij nam de tijd. Na tien minuten of zo, deed hij zijn riem terug om met het Saksische mes en het werpmes erin en liep hij uit de tent. Johan was hem daar aan het opwachten. Isha was alweer wat wakkerder, en zag hoe de andere, veel langere jongen hem even bekeek en een hint van schrik op zijn gezicht liet zien bij het zien van Isha's wapens. Het was klein, en snel verborgen, maar Isha had het gezien. Maar hij was al snel afgeleid door de vraag of hij nu wat wilde eten.

>>>——————>


De Grijze Jager : De Wraak van MorgarathWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu