Hoofdstuk 23

14 3 3
                                    

>>>——————>

De zon stond laag boven de horizon. Lange schaduwen van bomen bedekten de grond als donkere slangen die zich langzaam steeds langer uitrekten. De rozige gloed van de bijna volledige onbewolkte lucht zorgde voor een prachtige uitzicht over de lange half beboste vlakte. Je kon nog net de Zalmrivier en de Sliponder tussen de bomen in de verte zien. Rowan en Isha keken er allebij even naar terwijl ze een korte pauze aan het houden waren. Ze waren al voorbij de doorgang tussen de twee rivieren, en keken nu terug in de richten waar ze vandaan waren gekomen.
Nadat ze afgesplitst waren van hun mentoren eerder die dag, hadden ze gestaag doorgereden. Rowan had meerdere keren geprobeerd een conversatie te starten tijdens een korte pauze of als ze naast elkaar reden, maar Isha was duidelijk met zijn gedachtes ergens anders. De conversaties begonnen prima, totdat er een moment was dat Isha of Rowan even moest nadenken. Dan leek de blonde jongen al snel weer in z'n eigen gedachtes te zinken. Nu hadden ze een wat langere pauze. Om de dieren een eetpauze te gunnen, en ook voor de twee jongens om even hun verzuurde spieren een beetje ontspanning te gunnen. En om wat te eten natuurlijk. Rowan wendde zijn blik af van het uitzicht en keek even naar zijn vriend. Daarna keek hij naar beneden, en pakte het bronzen eikenblad dat Halt hun beide had gegeven bij de splitsing. Hij had benadrukt dat de jongens het eigenlijk nog niet mochten hebben, maar dat het belangrijk kon zijn om binnen te komen bij kasteel Araluen. Hij vond het een mooi sieraad. Onwillekeurig keek hij naar Isha om te zien of die ook zijn bronze eikenblad omhad. Hij fronste toen hij zag dat de blonde jongen het niet omhad.
"Waar is je eikenblad?" Vroeg hij zonder erbij na te denken. Isha keek op, en zag Rowan's eikenblad om z'n nek.
"Hm? Oh. In een van mijn zadeltassen." Hij keek weer naar het uitzicht.
"Waarom heb je hem niet om? Het is vet dat we ze al hebben gekregen toch, of niet dan?" Hij keek weer naar zijn eigen eikenblad. Isha antwoordde niet meteen, en Rowan dacht na een paar minuten dat de jongen weer eens was afgedwaald in zijn eigen gedachtes. Hij besloot om hem maar te laten.
"Ik weet niet of ik dit nog wel wil, grijze jager worden."
Daar keek Rowan van op. Isha wilde geen Grijze Jager meer zijn? "Maar..." verder kwam hij niet.
"Een Grijze Jager heeft mijn ouders vermoord, Rowan.. Het is de schuld van een Grijze Jager dat ik geen familie heb. Het is de schuld van een Grijze Jager dat ik niet in Skandia ben opgegroeid! Door Grijze Jagers heb ik dit Rotleven gekregen en heb ik me mijn hele leven afgevraagd wie ik was en waarom ik nooit ergens bij leek te horen!!" Isha was opgestaan een schopte tegen een steen aan, die een paar meter verder met een plof weer op de grond terecht kwam. Rowan keek zijn vriend een beetje geïrriteerd aan. Hun vriendschap was deel van dat leven van Isha. En het deed hem zeer dat de jongen dat leven, en dus hun vriendschap, blijkbaar 'rot' vond.
"Nou, als jij je leven echt zo waardeloos vind, waarom ben je dan teruggekomen? Niet voor onze vriendschap blijkbaar want die is deel van dat 'rotleven' van jou." Hij deed z'n armen over elkaar heen en keek naar Isha, die hem een moment aanstaarde.
Isha realiseerde zich meteen dat hij niet zo tekeer had mogen gaan tegen Rowan. De jongen was immers eigenlijk de grootste reden dat hij was teruggekomen.
"Zo bedoelde ik het niet. Sorry, ik had niet zo boos mogen worden." Hij liet zich tegen een boom op de grond zakken en zuchtte. "Ik vraag me gewoon af wat voor een leven ik nu zou hebben als ik gewoon in Skandia was opgegroeid... Wie waren mijn ouders? Wat zou ik daar geleerd hebben? Ik haat het gewoon dat ik geen keuze heb gehad in dit leven of Skandia. En dat ik nu het beroep leer van de moordenaar van mijn ouders en de kidnapper van mij..." hij zuchtte en staarde naar de grond voor zich. Rowan liep naar zijn vriend toe en ging naast hem zitten. "Natuurlijk vind ik onze vriendschap niet rot." Mompelde hij er nog achteraan. Rowan glimlachte flauwtjes.
"Ik was enorm bezorgd toen je weg bleek te zijn.. Loki trouwens ook. Nog geen honderd appels konden hem opfleuren." Isha keek op naar Loki terwijl hij snel zijn vochtige ogen afveegde. Onwillekeurig begon hij te lachen.
"Het is ook wel echt weer heel typisch hè? Dat ik een paard krijg dat Loki heet." Rowan glimlachte.
"Tja. Misschien was het wel voorbestemd." Grapte hij. Loki keek hun kant op en knipperde een paar keer alvorens zich weer op het grass voor hem te focussen. Isha zuchtte zacht en keek Rowan aan. Rowan keek terug. Isha's ogen straalden iets volwasseners uit dan voorheen. Hij realiseerde zich dat ze alle twee zowel fysiek als mentaal gegroeid waren. Isha zag hetzelfde in de ogen van Rowan. De jongen had een hardere blik gekregen. Hij was niet meer de rijke zoon van de baron die het liefst de hele dag kattenkwaad uithaalde en bang was voor grijze jagers. Hij was Rowan, een jongen die wist wat hij kon en die er voor zijn vrienden altijd zou zijn. Isha knipperde en werd ineens vuurrood. Snel wende hij z'n blik af. Hij had veel te lang zitten staren naar die diep bruine ogen van Rowan! Ineens voelde hij zich enorm oncomfortabel en snel stond hij op.
"Laten- uh- laten we maar weer snel verdergaan- ik- je- w-we moeten naar Araluen toe." Hij draaide zich snel om, want hij was de compleet verkeerde kant op gelopen. Rowan bekeek hem met opgetrokken wenkbrauwen. Heel eerlijk gezegd was hij zelf ook te tijd vergeten in Isha's ogen. IJzige maar toch welkome ogen die een puur hart uitstraalden, maar ook een tweestrijd. Hij stond ook op, zijn wangen hadden ook een zekere roze gloed.
"Uh.. oké." Zei hij alleen maar en liep toen naar koper toe. Daar trok hij de riem van het zadel weer goed strak. Isha deed hetzelfde bij Loki, en beide pakte toen hun bogen die ze op de grond hadden gelegd toen ze waren gaan zitten, en deden deze om hun schouder. Kort daarna draafden de twee jongens verder. Ze zouden blijven rijden tot het compleet donker was. Als het goed was zouden ze dan de lichten van kasteel Araluen moeten kunnen zien in de verte, en dan zou het niet heel lang meer duren voor ze er eindelijk waren.

>>>——————>

Halt hield Abelard in en steeg af. Hij knielde op de grond neer en liet zijn hand over de grond dwalen terwijl hij naar de voetsporen keek. Het was langzaam avond aan het worden. Hij en Will hadden gestaag doorgedraafd en die keuze bleek nu zijn vruchten af te leggen. Ze waren bijna bij de ruïnes van kasteel Gorlan. De twee Grijze Jagers hadden de zalmrivier overgestoken een stuk onder waar hun leerlingen heen waren gegaan. Zo zouden ze, als ze om de een of andere reden gezien zouden worden, niet de twee jongens in gevaar brengen. Alles was gelukkig soepel gegaan, en nu waren ze aan de rand van het bos, met in de verte op de grasvlakte achter het bos de ruïnes van Gorlan. Nu zat Halt te kijken naar de vele voetsporen hier. Will trok zijn aandacht echter van de grond weg.
"Halt." De jongeman zei verder niks, maar stond aan de rand van het bos geïnteresseerd te kijken naar een boom. De oudere jager stond op en klopte z'n broek af alvorens richting Will te lopen.
"Het lijkt erop dat onze vrienden bogen gebruiken." Hij wees op de gaten in de bomen. In een aantal zaten nog een paar afgebroken stokken vast. Blijkbaar was het de reizigers niet gelukt om al hun pijlen terug te krijgen.
"Dit moet de plek geweest zijn waar Isha het bos in gerend is eergisteren. Laten we de paarden ergens hier achterlaten. Ik vermoed dat ze een stuk meer wachtposten hebben opgesteld rondom de ruïnes sinds zijn ontsnapping." Halt knikte bij deze woorden.
"Goed idee." Zei hij. "We kunnen zelf ook wel even uitrusten. We wachten in het bos tot het donker is, dan gaan we maar eens poolshoogte nemen.

>>>——————>

De Grijze Jager : De Wraak van MorgarathWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu