Hoofdstuk 13

37 4 12
                                    

>>>——————>

Isha rilde. Hij zat ineengekrompen op de grond, doorweekt. Hij had het koud. Heel koud.

Toen hij was weggerend, was hij niet gestopt totdat hij compleet buiten adem was. Zijn conditie was aanzienlijk toegenomen sinds hij leerling was bij Halt en Will, maar ook hij had een limiet. Achteraf gezien was het misschien niet zo slim geweest om zolang op volle snelheid te rennen, maar hij wilde absoluut niet het risico lopen dat de twee jagers hem zouden vinden. Hij wist bijna zeker dat ze hem achterna zouden gaan, of in ieder geval gaan zoeken zodra ze erachter waren dat hij de brief had gelezen en weg was gegaan.

En dus bleef de jongen lopen, ook toen het langzaam donker werd. Hij had geen idee in welke richting hij ging. Maar het belangrijkste wat dat het van die rotjagers vandaan was! Eerlijk gezegd was het ook niet enorm belangrijk waar hij heen ging op het moment. Hij zou, als hij iemand tegen zou komen morgen, wel vragen welke kant hij het beste op kon om in Skandia te geraken per boot. En dan het liefst niet via de haven van Redmont. Maar dat waren zorgen voor morgen. Nu was Isha's grootste zorg dat hij uitgeput was, honger had en het enorm koud had. Hij had, behalve zijn twee messen, helemaal niks mee. Niet eens zijn warme mantel. Niet dat hij er ook maar enige spijt van had dat hij die had laten liggen bij het huis. Hij rilde toen hij een druppel voelde na enige tijd in het donker te hebben gelopen. Hij hoorde geritsel van het bladerdek boven hem en al snel begon het te regenen, en pakte de wind op. Isha omarmde zichzelf in de hoop een beetje warm te blijven, nog steeds niet stoppend met lopen.

Na in totaal ongeveer zeven uur gerent en gelopen te hebben in de steeds erger wordende stortregen, was hij neergevallen. Hij kon echt niet meer.. Zijn benen voelden alsof ze in brand stonden en van pudding waren tegelijk, en hij was niet meer zo zeker of hij nog wel handen had, zo koud waren ze. Misschien was wegrennen zonder mantel niet zo slim geweest. Naja, als hij toch niet verder kon lopen, kon hij net zo goed even uitrusten.. Hij liet zich zijwaarts op de modderige grond vallen. Gewoon even z'n ogen dicht en op adem komen, verder niks.. Voordat hij het wist, was hij in slaap gevallen, midden in de koude nacht, in de gietende regen.

>>>——————>

Rowan werd wakker van zacht geklop. Meteen schoot hij recht op in bed, hopend dat het Isha was. Maar helaas, het was Will, die in de deur opening stond. Will zag de teleurstelling op de jongen z'n gezicht en gaf hem een meelevende blik.

"Ontbijt is klaar, daarna gaan ik en Halt zoeken naar Isha. Maar Rowan, wees niet te hoopvol... Het heeft enorm geregend vannacht, en het regent nu nog steeds en all de grond is modder geworden. Er zullen weinig sporen meer te vinden zijn op de grond." Rowan zuchtte zachtjes en duwde de dekens van zich af terwijl hij op stond.

"Ik weet het. Ik hoorde de regen vannacht beginnen. Ik heb vrijwel geen oog dichtgedaan."

"Hm. Toch was je erg ver weg toen ik je daarnet probeerde wakker te maken. Maar goed, ontbijten heeft nog nooit iemand iets aangedaan. Dus, kom." Met deze woorden liep Will weg. Nu dat Rowan volledig wakker was, rook hij inderdaad de geur van gebakken ei en vers brood. Toen Rowan de grote kamer inkwam die in een keuken, een eettafel en een woonkamer was verdeeld, zag hij Halt aan tafel over een stuk perkament gebogen. Een paar kruimels van ei en brood zaten nog in zijn baard terwijl hij een veer vasthield en druk aan het schrijven was. Rowan besloot om Halt met rust te laten, hij had immers al een redelijk idee waarover die brief ging. In plaats van vragen te stellen, waar hij trouwens te moe voor was, pakte hij het laatste spiegelei uit de pan en legde deze op een stuk brood dat al was afgesneden. Will zat ook aan tafel en was bezig zijn ontbijt weg te werken terwijl hij naar Rowan keek. Na enige tijd stilte, brak Will deze nadat hij zijn brood met ei op had.

De Grijze Jager : De Wraak van MorgarathWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu