Ik kijk niet een keer achterom als ik door de bossen loop, al is de aandrang nog zo groot. Alles in me schreeuwt om nog een blik op hem te werpen, om nog een glimp van Ezra op te vangen, maar ik weiger daaraan toe te geven.
Het is vreemd. Ik ken die hele Ezra niet. Dus waarom is er iets in me dat het jammer vind dat hij zo snel weer wegging? Waarom wil ik het liefst weer terugrennen?
Om mijn gedachten te verzetten, roep ik het donker op. Spelen met mijn kracht vergt nog steeds zoveel concentratie dat ik onmogelijk ergens anders aan kan denken. Eerst laat ik het duister dansen rondom mijn vingertoppen, daarna breid ik het uit en hul ik mezelf erin.
Vroeger kostte het me moeite om te zien in het donker. Intussen kost het mijn ogen slechts milliseconden om eraan te wennen. Door het donker heen zie ik nog steeds de bomen rondom me en de zon ver boven me. Het is net of ik alles door een donkere bril bekijk.
Diep in de bossen voel ik me vrij. Ver verwijderd van de mensen en andere engelen voel ik me het meest thuis. Hier kan ik ongehinderd mijn gang gaan. Ik kan hier in bomen klimmen alsof ik een mens ben en tegelijkertijd met mijn krachten spelen alsof ik allesbehalve een mens ben. Hier doet het er niet toe.
Ik reik met het donker naar de bomen, laat slierten uit mijn handen schieten en laat ze om de stammen krullen. Het donker leeft. Ik breid het uit en laat het krimpen, laat het rijzen en weer dalen. Het is net als rook die overal heen gaat. Slierten van zwart schieten tussen de bomen door en over de heiden heen. Pas als ik de uitputting begin te voelen, laat ik mijn handen zakken. Al het donker lost op in het niets.
Zodra het bos iets minder dicht wordt, neem ik de tijd om mijn vleugels in te trekken. Een pijnlijk, maar noodzakelijk proces. Het is zo'n beetje de belangrijkste regel van het engelenbestaan: laat de mensen niks merken. Dat betekent geen krachten, geen vleugels, niks zeggen. Nooit.
Officieel zal ik ze wel niet eens mogen gebruiken, zelfs niet zo diep in het bos, maar zolang niemand erachter komt, zie ik daar geen probleem in. Toch blijf ik voorzichtig. Ik zal nooit door het bos vliegen of mijn krachten gebruiken als ik ook maar denk dat er iemand in de buurt is.
De zon begint al te zakken als ik de rand van het bos bereik. Enorme flatgebouwen doemen voor me op en hullen de stad in schaduw. De geur van dennen maakt langzaam plaats voor die van uitlaatgassen. De stilte wordt vervangen door rijdende auto's en stemmen van voorbijgangers.
Het kost me een kwartiertje om vanaf het bos bij mijn flat te komen. Ik woon in een klein appartementje op de vierde verdieping. Hoewel de flinke wandeling en het gebruiken van mijn kracht me hebben uitgeput, neem ik toch de trappen omhoog. Hijgend kom ik boven aan.
Ik heb weinig ruimte. In de slaapkamer passen maar net een bed en een kast, de badkamer is krap en de andere ruimte is zowel mijn woonkamer als keuken. Maar ik weet ook dat ik eigenlijk niet mag klagen. Voor een zeventienjarige is een appartement heel veel, flink meer dan wat anderen hebben.
JE LEEST
Vind Me in het Donker
FantasyEzra Caligo draagt als zoon van de generaal een hoop verwachtingen met zich mee. De demon is opgegroeid in het kasteel en heeft altijd de beste trainingen gehad, waardoor hij op jonge leeftijd al een veelbelovende soldaat is. Ezra is vastberaden har...