De eerste dag nadat Ezra langs is geweest, meld ik me ziek van school. Ik ben het niet eens van plan, maar die ochtend lukt het gewoon niet om uit mijn bed te komen. Mijn hoofd draait nog altijd overuren en ik ben doodop.
Ik kan niet geloven dat ik het Ezra heb verteld. Dat ik hem alles heb verteld.
Het is bevrijdend. Het is doodeng.
Er is niemand op deze wereld – of daarbuiten – die meer van me weet dan Ezra. Niet de engelen met wie ik train. Niet de andere kinderen uit het tehuis. Niet de leerlingen uit mijn klas. Niemand.
Het is net of ik midden op een slagveld sta en mijn harnas heb afgegooid. Alsof ik het niet meer nodig heb. Alsof ik wil zeggen: 'Kijk, dit ben ik. Raak me maar, als je kunt.' Wat natuurlijk een dom idee is, want natuurlijk zal alles en iedereen je dan raken.
Ik voel me naakt, onbeschermd. En hoe diep ik ook onder de dekens kruip, ik kan het gevoel niet van me afschudden.
><
De dagen daarna weet ik aardig door te komen. Door me op de routine van mijn leven te storten, lukt het me om de vloedgolf van emoties weer terug te drukken. Ik ga weer naar school. Maak mijn huiswerk. Doe boodschappen. Kook voor mezelf. Ga wandelen in de bossen. Kijk uren domme filmpjes op TikTok.
Alles gaat oké. Totdat de maandag aanbreekt.
De schooldag weet ik nog wel door te komen, al voel ik al langzaam iets in me opborrelen. Ik kan het niet goed plaatsen, totdat ik die middag richting de trainingszaal fiets.
Het is alsof ik ineens ontplof.
Al jaren ga ik hierheen en het was nooit perfect, maar wel draaglijk. Maar doordat ik nu voor het eerst in mijn leven eerlijk heb kunnen zijn tegen iemand, zie ik ook ineens de oneerlijkheid in van dit alles.
De hele rit ernaartoe bouwt de woede zich in me op. Een vuur raast door mijn aderen en ik ga steeds harder trappen om de energie maar ergens in kwijt te kunnen. Zelfs de regen die halverwege ineens met bakken uit de hemel komt vallen, laat me niet afkoelen.
Als ik daar aankom, helemaal doorweekt, draaien enkele hoofden mijn kant op. Ik zie de afkeurende blikken. Zie ze met elkaar fluisteren. Zie de stiekeme lachjes.
Voor het eerst besef ik pas echt hoe volkomen belachelijk dit allemaal wel niet is. Dat ik minder zou zijn omdat ik nou eenmaal niet door engelenouders ben opgevoed. Dat ik er niet bij zou horen omdat ik weiger mensen als minder te beschouwen. Dat ik er niet toe doe, alleen maar omdat ik anders ben.
Ik heb zin om te schreeuwen. Om me voor een keer te laten gaan. Ik heb zin om te vechten, om bij iedereen de grijns van zijn gezicht te slaan. Ik zou de hele zaal donker kunnen maken, eens kijken of ze dan nog zo'n grote mond hebben. Dan zal ik ze eens laten zien dat ik met mijn kracht wel degelijk bij hen thuishoor. Dat ik net zo goed ben als zij. Beter, misschien.
JE LEEST
Vind Me in het Donker
FantasíaEzra Caligo draagt als zoon van de generaal een hoop verwachtingen met zich mee. De demon is opgegroeid in het kasteel en heeft altijd de beste trainingen gehad, waardoor hij op jonge leeftijd al een veelbelovende soldaat is. Ezra is vastberaden har...