13. Het donker van de nacht

19 3 5
                                    

Het afscheid valt me zwaar, maar toch heb ik het er niet zo moeilijk mee als ik van tevoren dacht

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Het afscheid valt me zwaar, maar toch heb ik het er niet zo moeilijk mee als ik van tevoren dacht. Ik kan hem voorlopig misschien niet zien, maar dat komt wel weer. We zullen wachten. De laatste momenten die ik met Novan heb doorgebracht hebben me ervan overtuigd dat het wel goedkomt. Misschien niet nu meteen, maar ooit.

Alles verandert ergens midden in de nacht.

Ik ben al even terug op het kamp, met een omweg via het gebied waar ik eigenlijk al die tijd had moeten zijn. Het geluid van de regen was onderweg langzaam verstomd en had plaatsgemaakt voor de gierende wind. Al snel besefte ik dat mijn jasje nog bij Novan moest liggen. Maar ook al was ik doorweekt en tot op het bot verkleumd, ik had geen tijd om terug te gaan.

Zodra ik op het kamp aankwam, heb ik mijn legeruniform weer aangetrokken om op te warmen. Daarna meldde ik me kort bij kapitein Nox om verslag uit te brengen. Nu ben ik samen met de rest het kamp op aan het ruimen.

De tent met de slaapvertrekken is al helemaal weg, de grond eronder droog en kaal. De teleporterende demonen zijn al de hele avond bezig om spullen terug naar Volar te brengen.

Ik krijg net te horen dat er soep te krijgen is als extra maaltijd omdat we de hele nacht door moeten werken, als mijn kracht iets oppikt.

Eerst is het nog ver weg en vaag, maar dan verandert het in een soort blinde paniek. Het duurt niet lang voordat ik besef dat het Novan is. Novan, die ik uren geleden vaarwel zei. Novan, die veilig in zijn appartement zou moeten zijn, ver weg van hier. Maar het is hem echt, ik zou hem intussen uit duizenden herkennen. Zijn gevoelens bijna net zo bekend en vertrouwd als die van mezelf.

Aan de snelheid waarmee zijn emoties dichterbij komen, kan ik opmaken dat hij rent. Even ben ik bang dat hij in zijn angst zo het kamp komt binnenvallen. Maar hij stopt een eindje hiervandaan en ik realiseer me dat het exact dezelfde plek is als waar ik hem maanden geleden voelde.

Voor ik kan bedenken wat ik moet doen, lijkt hij alweer weg te gaan. De angst die me net nog overspoelde, neemt weer langzaam af en verdwijnt dan buiten mijn bereik.

Alles gaat zo snel dat ik bijna zou zweren dat ik het me heb verbeeld, maar die angst was echt. Dat weet ik zeker. Maar waarom zou Novan in hemelsnaam hierheen komen om vervolgens weer weg te gaan?

Zodra ik de kans krijg om ongezien weg te glippen, ren ik het bos in. Zigzaggend tussen de bomen kost het me enkele minuten om bij de open plek te komen.

In het bos is het een stuk donkerder dan bij het kamp. De open plek wordt amper verlicht door het weinige maanlicht. Het duurt even voordat ik het jasje op de grond zie liggen, maar zodra ik dichterbij kom besef ik meteen dat het mijn leren jasje is.

Novan zou toch niet zo dom zijn om alleen voor het jasje terug te komen? Zoveel betekent het kledingstuk niet voor me. Maar dan herinner ik me weer zijn angst, hoe die mij ook bijna deed verlammen. Alle eerdere keren dat Novan hier was, leek hij zich amper van het gevaar bewust, hoe vaak ik hem ook waarschuwde. Het leek hem nooit iets te doen dat hij slechts honderden meters bij een kamp vol demonen vandaan was. Dus waarom nu wel?

Vind Me in het DonkerWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu