Hoofdstuk 1

193 18 153
                                    

'Kapitein? Ik heb u nu op de brug nodig. De AI registreert een uitgebreid asteroïdeveld. En... o nee!'⁷⁶

Die laatste uitroep belooft niet veel goeds en ik kijk abrupt op vanuit mijn stoel die achter in de commandomodule staat. Mijn hele blikveld wordt gedomineerd door het genoemde asteroïdeveld, waardoor ik de boordcomputer maar een traag geval vind, maar dan zie ik een fel licht dat zich veel te zeker vanachter een grote brok vandaan begeeft.

We hebben gezelschap.

Het andere ruimteschip wordt zienderogen groter en om het nog erger te maken, splitsen er zich kleinere ruimteveren van hun moederschip af. Omdat ze geen contact opnemen, is direct duidelijk dat ze een vijandige bedoeling hebben.

Kapitein Nayel komt aanhollen en observeert de ruimte.

'We worden aangevallen.' Hij klinkt kalm, maar het valt me op hoe zijn handen trillen.

'Uw orders?'

'Maak je gereed voor een gevecht.'

De luitenant herhaalt de woorden in de microfoon en alarmeert daarmee de anderen in het schip. Iedereen heeft zijn eigen taak en weet precies wat hij moet doen, net zoals ik.

Ik was mijn wapen net aan het schoonmaken, dat is wat ik altijd doe op een moment van rust, maar nu klik ik hem met zekere bewegingen in elkaar. Jarenlange ervaring zorgt ervoor dat dat moeiteloos gaat, zelfs in een stressvolle omstandigheid als deze. Omdat het wapen laserstralen uitstoot, zal ik nooit munitie tekortkomen.

'Hel1, maak je klaar,' gromt luitenant Cr@x me toe en ik knik ongeduldig. Hij geeft mij en Ray vaak negatieve aandacht omdat hij onze soort maar een zwak ras vindt, maar ik heb de krijgsschool op de planeet Juua met vlag en wimpel doorlopen en die staat toch wel bekend als beste in het volledige heelal.

Met vereende krachten til ik het cyberkanon op de stoel. Zodra het gevecht begint, zal ik hem naar mijn schouder overhevelen. Als die daar eenmaal stabiel ligt, ben ik dodelijk. Nu spaar ik mijn lichaam nog even.

'Klaar,' zeg ik.

Ik zie Ray en Malahkii binnenstormen. Van alle soldaten heb ik met hen de beste band. Malahkii is een beest vanbuiten, maar vanbinnen heeft hij een klein hartje en ik mag hem graag met rake opmerkingen pesten. Zodra hij zich echter kwaad maakt, moet ik maken dat ik wegkom.

Het schip schokt plotseling agressief. We zijn geraakt.

'Zet je zuurstof op,' waarschuwt Ray me.

Dat laatste heeft niet veel zin als er een gat in ons schip wordt gemaakt, de intense kou in de ruimte is dodelijk genoeg, maar ik doe gehoorzaam wat hij zegt. Mijn masker zorgt ervoor dat ik er vervaarlijker uitzie, want daar heeft Cr@x wel gelijk in: wij Aardelingen hebben maar een tam uiterlijk vergeleken met de meeste andere rassen.

'Ze hebben ons vastgeklonken,' schreeuwt iemand veel te dicht bij mijn oor.

Onze buitenrakketten vuren wel, maar raken geen doel. Onze vijand weet wat hij doet.

Ze zijn ook erg snel. Hun doel is me allang duidelijk: ze willen ons levend gevangennemen en dan als slaaf verkopen. Protesterend vers bloed doet het altijd goed op de markt.

Hoewel slavernij allang is verboden volgens het intergalactische akkoord, is het zeshonderddertiende sterrenstelsel simpelweg te groot om alles in de gaten te kunnen houden en dat weet iedereen. Dat gevaar zorgt voor een stuk essentiële spanning en hoewel ik die rush nodig heb, voel ik ook wat spijt doorsijpelen nu ik aan die beslissing terugdenk.

Maar ik heb natuurlijk niks aan dergelijke gedachten, want we leven in het nu en nu worden we aangevallen. Ik mag eindelijk losgaan op een echte tegenpartij.

Harem [onc2024]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu