Hoofdstuk 3

89 15 75
                                    

De boeien die nu om mijn polsen zitten zijn een stuk sierlijker dan de eerdere exemplaren, maar ik heb ze al getest en ze zijn net zo sterk – zo niet sterker.

Ik kan me niet heugen wanneer ik voor het laatst een jurk droeg en mijn blik blijft maar naar de zachte, zeegroene stof gaan. Charlaegh verstaat haar vak uitstekend, want de tint komt exact overeen met de kleur van mijn ogen.

'Meekomen,' snauwt de Plantaan me toe, waarna hij zo hard aan de ketting trekt dat ik naar voren struikel. Ik kijk hem woest aan. Helaas ben ik afkomstig van een planeet waar dergelijke blikken niet dodelijk zijn.

De alien heeft de schakering aan kleuren, geluiden en geuren dat de slavenmarkt omhelsde achter zich gelaten en omdat hij me gekocht heeft, loop ik met hem mee: een onzekere toekomst tegemoet.

Intussen ben ik erachter gekomen dat de zwaartekracht op Serail is aangepast volgens het intergalactische akkoord, wat slechts iets lichter is dan ik gewend was op de Aarde. Het maakt mijn stappen sierlijk, terwijl mijn jurk elegant om me heen zwiert. In combinatie met mijn soldatentraining is die zwaartekracht de reden dat ik nauwelijks hijg na de honderden treden die ik net afdaalde. De steile trap zag eruit alsof er voor mij al duizenden voet op hebben gezet, maar ik betwijfel of een ervan door een hooggeplaatst persoon is gedaan.

Dat is ook de reden dat ik denk dat de Plantaan geen heer is, omdat we samen deze route liepen.

Net zoals de Boltrunian dat eerder deed, legt de Plantaan zijn palm op de enkele deur die zich in deze hal bevindt. De enige andere weg is terug omhoog, naar de slavenmarkt. Ik zorg dat ik dicht bij mijn nieuwe bewaker blijf. Hij omklemt het andere einde van de ketting stevig en dan stappen we de nieuwe verdieping op.

Ik zie stalen blokkendozen zover het oog reikt, afgewisseld met cilindervormige items van verschillende grootte die zowel op de zwarte vloer staan als in de lucht rondzweven. Hun diverse kleuren zorgen voor wat frisheid in het geheel. Mijn hakken zinken ongemakkelijk weg in de rubberen ondergrond, waardoor ik maar moeilijk vooruitkom.

'Kijk uit,' zegt de Plantaan ineens en ik kijk hem vragend aan.

Meteen begrijp ik zijn waarschuwing als de vloer als een loopband begint te bewegen, waardoor ik hard tegen hem aanval. Zijn lijf voelt net zo scherp en droog aan als hoe zijn lach klinkt, en ik doe mijn uiterste best om weer zo snel mogelijk recht te staan.

'Bloesem,' mopper ik, omdat ik weet dat dat een scheldwoord is voor zo'n stoere Plantaan. Laat het maar aan mij over om dergelijke zaken te weten. Hoewel hij geen gezicht heeft, zie ik aan zijn houding dat hij me gehoord heeft en dat hij mijn snedige opmerking niet kan waarderen. Nu is het mijn beurt om te grijnzen.

Doordat ik me niet op mijn voeten hoef te concentreren, kan ik om me heen kijken en dat is wat ik doe. De blokkendozen om me heen zijn allemaal huizen, de beste omschrijving die ik voor ze heb zijn Aardse flats, met brede, lege straten ertussen. Ik zie sowieso niet veel humanoïden, maar dat komt misschien ook omdat ramen hier overduidelijk niet bekend zijn, waardoor ik nergens naar binnen kan gluren.

Zonder een woord te zeggen, trekt de Plantaan me ineens mee aan de ketting en ik struikel van de loopband af. Ik moet het waarschijnlijk weer verdienen om een waarschuwing te krijgen.

Hij stapt op een donkerrode cilinder af. Zijn palmafdruk op de deur zorgt ervoor dat die opengaat en ik merk dat het voertuig plaats biedt aan twee wezens van gemiddelde grootte. Hij duwt me naar binnen, waarna hij me volgt. Er is geen bodem in de cilinder, maar ik kan mijn voeten op een lijn zetten. Hebben ze hier geen meer praktische manier voor ofzo? Of hebben de oorspronkelijke bewoners van Serail geen voeten? Ik word nieuwsgierig naar de heer die me gekocht heeft, maar ik weet wel beter dan dat de Plantaan vragen. Ik ga ervan uit dat we nu naar hem toegaan.

'Zandr,' zegt hij op dat moment, waarna de binnenkant van de cilinder blauw oplicht.

De cilinder beweegt naar boven toe. Ik ben allesbehalve bang aangelegd, maar ik doe mijn uiterste best om mijn evenwicht te bewaren. Voor sommige rassen is deze val niet dodelijk, maar voor mij in ieder geval wel. Of is dat de reden dat ze rubber als vloer gebruiken?

Omdat ik niet anders kan, leun ik tegen de Plantaan aan. Mijn polsen zitten aan elkaar vast en hij is daardoor mijn enige steunpunt. Hij kan het niet waarderen, maar hij duwt me gelukkig ook niet weg. 

Eigenlijk keurt hij mij geen blik waardig. In plaats daarvan begint hij zijn lijf te onderzoeken op spruiten en dode blaadjes, alsof hij de tijd doodt. Ik kijk met opgetrokken wenkbrauwen toe, maar voornamelijk omdat ik nergens anders naar kan staren. Is dat zijn versie van puistjes uitknijpen? Ik kokhals luidruchtig.

'Zandr,' zegt de cilinder en dan komt die tot stilstand. De deur gaat deze keer automatisch open en ik haast me om uit de krappe ruimte te geraken. De Plantaan haakt me pootje en ik val zo hard op de grond dat mijn handen openspringen, maar tegelijkertijd gevoelloos worden.

'Tulp, anjer, LELIE,' brul ik achter me. O wacht, ik weet er nog een: 'Vergeet-me-nietje!'

Dat zal hem leren, al is het onder voorbehoud dat hij deze type bloemen kent.

Het volgende moment tilt iemand me aan mijn keel op en dat doet zoveel pijn dat ik begin te krijsen, voor zover mijn stembanden nog geluid kunnen uitbrengen.

'Wat is dit nou, Helix,' vraagt een zware stem.

Het lukt me om op mijn teenspitsen te staan, waardoor ik mezelf wat lucht geef. De eigenaar van de stem trekt mijn gezicht naar het zijne.

Heel even denk ik dat ik naar een mens kijk, totdat ik de diverse machineonderdelen van zijn lijf zie. Hij is misschien als Aardeling begonnen, maar nu is hij een cyborg.

Zijn gezicht is nauwelijks aangetast door metaal, waardoor zijn krachtige kaken en zwarte haren duidelijk opvallen. Zijn ogen zijn ook zwart en ze scannen mij zoals ik hem check.

'Vergeet-mij-nietje,' herhaalt hij mijn laatste woord. Deze man is in ieder geval wel bekend met de betekenis.

Hij aarzelt zichtbaar en dat zal de reden zijn dat Helix, de Plantaan, zich ermee bemoeit. 'Heer, deze Aardeling heet Hel1. Ze zat op de PWX8973-N0X, die we vandaag hebben opgenomen.'

Ik weet dat ik het niet moet doen, maar ik snurk laatdunkend. "Hebben opgenomen". Noemen ze dat hier zo, ja?

De cyborg knijpt iets harder, waardoor ik zwarte vlekken in mijn zicht krijg. Hoewel ik me voornam om niet het onmogelijke te doen, probeer ik me uit zijn greep te worstelen.

Wat ik al dacht, het is nutteloos.

'Breng haar naar verblijf 3,' zegt de cyborg.

'Ja, heer Zandr.' Vanuit mijn ooghoeken zie ik de Plantaan buigen, wat een ruisend geluid geeft.

Zijn platte, vingerloze handen pulken mij uit de greep van zijn heer en dan word ik half versuft meegenomen. Pas dan zie ik hoe wezens van divers allooi ons omringden en mij aanstaren. Ik besef nu ook dat ik me in een huis bevind, of wat voor een huis moet doorgaan. Omdat de heer van het huis redelijk dezelfde noden heeft als ik, vertrouw ik erop dat ik hier goed kan overleven.

Ik weet alleen niet hoe prettig ik dat vind. 

Harem [onc2024]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu