Hoofdstuk 11

63 11 59
                                    

Zodra ik wakker word, is het nog steeds licht. Het kan zijn dat het in de tussentijd donker is geweest, maar dat betwijfel ik.

Mijn ondergrond wiegt en de geur om me heen is zoet, waardoor ik besef dat Zandr me op het tapijt heeft laten liggen en dat ik me op de laag van de oorspronkelijke bewoners bevind: de Serailers.

De cyborg zelf is nergens te bekennen, maar ik heb sowieso andere prioriteiten. De natuur roept in de vorm van een lege maag en een volle blaas, en het is hoog tijd om dat om te wisselen.

Ik heb onthouden dat het hier gevaarlijk is: hoe kleuriger, hoe dodelijker, en daarom laat ik me voorzichtig van het kleedje zakken en probeer mijn pad te vinden tussen de meest doffe flora. Na een aantal minuten heb ik wat aan mijn blaasprobleem gedaan en laad ik mijn armen vol met exotisch fruit. Had ik Helix nu maar bij me, die kan me ongetwijfeld vertellen welke soorten eetbaar zijn en wat niet, maar dan bedenk ik me dat hier ergens een botanicus rondloopt. Zandr wil vast de beste items uitkiezen voor mijn uitgebalanceerde ontbijt.

Nu ik op de grond sta, merk ik dat de wortels van de bomen losliggen en dat ze er constant mee wriemelen, maar behalve dat staan de bomen vrij stil. Het zijn me nogal een gevaartes, dus ik snap dat wel. Verder lijken ze me ongevaarlijk, voor zover dat mogelijk is bij een onbekend natuurfenomeen.

Ik ben er klaar voor om Zandr op te zoeken en daarom tuur ik door de kleurenpracht om me heen. Het woud laat wat standaard tonen horen. Het gezoem van de insecten, het ritselen van blaadjes en de woesj van een zacht briesje geven me zelfs een nostalgisch gevoel naar de Aarde, daar waren dat ook geen ongewone geluiden.

Met mijn oren gespitst vang ik een lange snurk op, gevolgd door een aantal hoge pieptonen. Ook dat brengt een bepaalde herinnering bij me naar boven, al heb ik er geen specifiek beeld bij. Ik ben niet bang aangelegd; dat is een vereiste bij mijn baan, en ik loop schouderophalend die richting op. Onderwijl bedenk ik of ik alvast wat zal eten of dat ik geduld moet oefenen. Ik heb mijn avondeten uitgespuugd en ik kan intussen wel wat voedzaams gebruiken om aan te sterken, maar ik ben nog niet hongerig genoeg om dat te verkiezen boven een optioneel pijnlijke dood.

De roze woudreuzen wijken op dat moment uiteen en ik heb zicht op een open plek, waar trossen Serailers zweven of net boven de blauwgroene ondergrond rond stuiteren. Ze zien er bijna exact uit als Aardse ballonnen, behalve dat ze een formaat groter zijn dan wat ik destijds kende. Ze praten met elkaar in een taal die ik niet versta en ze doen dat met de typische klanken die ballonnen maken als ze langzaam leeglopen; met pieptonen en snurkgeluiden. Het allergrootste verschil is dat het glinsterende oppervlak van hun huid zich kan openen tot een grote mond en omdat het levende wezens zijn, moeten ze ook eten.

Dat is precies wat ik ze zie doen en als ik doorheb wát ze precies eten, blijf ik doodstil staan. Ze hebben me niet gezien en dat wil ik opeens graag zo houden.

Hun voedsel ligt op een hoop, waardoor ik geen details kan ontwaren. Het algehele beeld is echter duidelijk en ik weet nu waar de verliezers van de arena heengaan. De bloedrode Qura ligt herkenbaar bovenop, met de geplette doperwt er net onder.

Enkele Serailers eten al, en ik zie nu hoe anderen hun mond openen en op hun ontbijt afzweven. Even vraag ik me af hoe dat eten precies in zijn werk gaat, omdat er in eerste instantie niks lijkt te gebeuren, maar dan zie ik hoe de doden voor mijn ogen versnipperen. Dat gaat langzaam maar gestaag. Als ik de trossen Serailers tien minuten later had gezien, had ik alleen maar een wolk gekleurde mist tussen hen zien hangen en daar had ik geen enkele associatie aan gekoppeld. Nu ben ik echter niet zo gelukkig.

Op dat moment valt een stuk van mijn eigen ontbijt uit mijn misschien iets te volle armen, wat ervoor zorgt dat hun aandacht naar mij verspringt. De ballonnen zagen er eerder zo vredelievend uit en misschien denk ik er nu anders over omdat ik ze veroordeel voor het soort eten dat ze wegwerken, maar nu zie ik allemaal monsters op me afkomen en dat bevalt me allesbehalve.

Ik gooi de rest van de vruchten op de grond – het spreekwoord is eten of gegeten worden, maar momenteel hoef ik geen van beide – en draai me om, om het op een rennen te zetten. Achter zweeft me echter een grotere tros ballonnen, die geluidloos achter me zijn komen hangen, waardoor ik ingesloten ben.

'Mag ik er misschien even langs?'

Ik verwacht niet veel van mijn beleefd uitgesproken zin, maar ik kan het altijd proberen. Ze zien er echter niet uit alsof ze mij verstaan. Ik ben het zo gewend dat iedereen een vertaalmechanisme geïmplanteerd heeft, dat ik niet goed weet hoe ik met deze situatie moet omgaan en daarom ren ik weg. Ze hebben aan de zijkant een kleine ruimte opengelaten en daar is mijn beste mogelijkheid om aan ze te ontsnappen. Ik ga niet zo snel als ik zou willen, daarvoor is de omgeving te onbekend voor mij, maar de ballonnen komen gelukkig ook niet vlot vooruit.

Hoe verder ik een bepaalde richting opga, hoe minder last ik heb van de bomen en daarom ben ik trots op mezelf voor het kiezen van het beste pad. Dat is totdat een gapend gat mijn weg verspert en ik doorheb dat de Serailers me hier bewust heen hebben gelokt. Dat laatste concludeer ik doordat ze nu geen ontsnappingsroute meer voor me hebben opengelaten. Behalve dat blijken ze een stuk sneller te zijn dan ik dacht. Ze hopen op achter en rondom me, en ondanks hun fragiele voorkomen voel ik hoe ze me steeds dichter naar de afgrond drukken.

Ik weet niet wat daar is, maar ik weet wel dat ik er niet in wil vallen. De ballonnen maken van hun zweefrecht gebruik door er moeiteloos boven te hangen, maar ik weet dat ik meer last heb van de zwaartekracht hier.

'Ik wil niet,' zeg ik, al tegenstribbelend. Tegen een enkele ballon kan ik op, maar ze zijn met zoveel. Ik zet mijn hakken in de grond, wat alleen voor een spoor aan vernielde plantjes zorgt. Mijn tegenstanders zwijgen in alle toonaarden, wat het geheel spookachtig maakt.

Zandr had ongetwijfeld weet van de slachtoffers uit de arena en waar de lijken heengaan, waardoor ik weiger om hem om hulp te roepen. Ik gun hem de voldoening niet om mij dood te zien gaan. Mijn aanwezigheid hier is mij opeens zo duidelijk. Waarom dacht ik dat het wat anders was? Als ik heel eerlijk ben, had ik een liefdesverklaring of iets dergelijks verwacht, terwijl hij gewoon zin had in een ander soort entertainment. Het leven kan soms saai zijn en ik weet dat hij hoge verwachtingen heeft, om de arena en zijn harem als een paar voorbeelden te nemen.

De Serailers drukken me naar de ene kant en ik duw de andere kant op, maar ik verlies langzaam maar zeker terrein, waardoor ik weet dat ik een andere oplossing moet verzinnen. Ik kan me niet als een willoos schaap naar de slachtbank laten leiden, dat zit niet in mijn natuur. Mijn sterke punt is dat ik me in mijn vijand verplaats, op zoek naar hun zwakke punten en de grootste zwakheid van een ballon lijkt me nogal duidelijk.

Zonder er verder over na te denken, zet ik de punten van mijn nagels met kracht in het vel van de dichtstbijzijnde ballon en die knalt met een bevredigende klap onmiddellijk uit elkaar. Zijn lichaam is in platte stukken uiteengespat, met een neonkleurig stukje paars over mijn neus gedrapeerd. Ik neem niet de tijd om mijn gezicht schoon te vegen, want nu ga ik in de vechtersmodus. Ik had graag mijn cyberkanon bij de hand gehad, maar ik kan niet alles hebben. Bovendien ben ik extreem blij dat een lichaamsdeel van mij dodelijk blijkt te zijn. Ik wil luitenant Cr@x graag vertellen dat Aardelingen niet zo nutteloos zijn als hij dacht, maar ik weet eerlijk gezegd niet of hij nog wel leeft.

'Kom maar op,' gil ik inmiddels en dat doen ze. De ballonnen bundelen hun krachten nog meer dan net en dat is vrij onhandig omdat ik maar tien vingers heb. Ik probeer mijn voeten in de strijd te gooien, maar dat werkt helaas niet.

Ik weet dat het altijd beter is om strijdend ten onder te gaan en ik voel hoe een razend gevoel zich van me meester maakt. Diep in mijn hart weet ik dat ik het niet zal overleven en dat het mijn taak is om zoveel mogelijk van mijn vijanden mee de dood in te nemen, en dat is wat ik doe.

Ik zal zo monsterlijk worden als nodig is⁹⁴.

***

⁹⁴Prompt 94. "Ik zal zo monsterlijk worden als nodig is."

Harem [onc2024]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu