Hoofdstuk 2

103 15 135
                                    

Toen de Aarde nog bestond, was die maar een nietige stip vergeleken met sommige andere planeten, maar dat zorgt er juist voor dat onze soort zeldzaam is. Sinds het moment dat we werden geforceerd om onze thuisplaneet te verlaten, waaierden we uit over de hele kosmos en dat maakt het altijd extra speciaal om een medeaardeling te ontmoeten.

Hoewel ik me vaak onverschillig voordoe, voelt mijn gemoed nu zwaar aan en dat heeft niks met mijn huidige status te maken. Ray is dood en dat maakt dat ik me extra alleen voel in de onmetelijke ruimte dat het universum omhelst.

Behalve dat, voel ik me schuldig omdat ik nog leef. Het is de bedoeling dat ik mezelf doodvecht in zo'n uitzichtloze situatie en dat is me niet gelukt.

'Hel1,' gromt Malahkii. In tegenstelling tot mij is hij volledig door metalen boeien omgeven. Zelfs nu ik mijn helm op heb is hij tien keer afschrikwekkender dan ik, maar ik wilde dat ze dat niet zo overduidelijk kenbaar maakten. De grijns van de Boltrunian sprak boekdelen toen hij me slechts een simpel setje handboeien omdeed.

Het ergste is dat het effectief is.

Om ons heen staan de andere overlevenden van ons schip. De overige soldaten en de grootste werknemers zijn op dezelfde manier als Malahkii vastgebonden. Anderen, zoals de kapitein, zijn directe ondergeschikten en de kleinere arbeiders hebben net als ik slechts handboeien om.  

'Wat is er?'

Nu is Malahkii nooit echt spraakzaam, maar nu stopt hij helemaal met praten na het noemen van mijn naam. Ik kijk hem iets beter aan. Hij schuifelt ongemakkelijk op zijn plek en zijn gezicht drukt een soort pijn uit.

'Moet je plassen?'

Wat mij betreft doet hij dat gewoon ter plekke, het is niet zo dat we verder erg schoon zijn en het kostte de bewakers heel wat tijd om die kettingen om hem heen te wikkelen.

'Nee!' Zijn uitroep laat me opschrikken. Hij staart me kort aan en zucht. Vervolgens doet hij een poging om mijn kant op te strompelen. Vragend kom ik hem tegemoet.

Hij laat me perplex staan als hij zich tegen me aandrukt. De kettingen om zijn lichaam voelen koud en zwaar aan.

Het lijkt wel alsof hij me probeert te omhelzen. Zoiets heeft hij nog nooit gedaan.

'Malahkii?'

Hij buigt zich omlaag en gromt wat onverstaanbare woorden in mijn hals. Hoewel iedere humanoïde volgens het verdrag verplicht is om een implanteerbaar vertaalmechanisme te dragen, zijn er altijd manieren om dat te omzeilen en dat is wat hij nu doet.

'Het beest gaat naar de arena, dat kleintje is geschikt voor een van de andere opties. Als iemand het wil hebben, natuurlijk.'

De beledigende Boltrunian is weer terug en hij wijst bij die laatste woorden onverschillig naar mij.

Ik kijk hem verontwaardigd aan. Hoewel ik nooit eerder ben gevangengenomen, ik ben net vers gediplomeerd, weet ik dat soldaten in een dergelijke omstandigheid altijd naar de arena worden gestuurd. Elke planeet die ik ken heeft er minimaal een.

Zonder plichtbewegingen wordt Malahkii, samen met mijn collega-soldaten de ene kant opgesleurd en grijpen twee bewakers mij onder mijn oksels vast.

'Malahkii,' roep ik mijn vriend na. Ik heb geeneens afscheid van hem genomen. Zijn sterkbehaarde rug verstijft iets, maar dat is het laatste wat ik van hem zie voordat hij een duistere gang in wordt gedwongen.

Zelf word ik met de overgeblevenen een andere kant opgestuurd en we laten de grote, hoge hangar, dat met zo'n honderd ruimtevaartuigen is gevuld, achter ons. Ik wil goed op de route letten, zodat ik mijn weg weer terug kan vinden naar wat voor nu de meest logische ontsnappingsmogelijkheid is, maar zodra ik een doolhof aan kille staalkleurige gangen doorloop, besef ik dat die kans steeds kleiner wordt.

Harem [onc2024]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu