Hoofdstuk 9

64 10 40
                                    

Helaas had ik het fout. Mijn harige vriend krijg ik niet meer te zien en ik vraag mezelf af of dat de reden is dat ik me opeens zo alleen voel aan de eettafel in verblijf 3, in dit vreemde huis, op deze onbekende planeet. Ik ben altijd omringd geweest door mensen die het beste met me voorhadden – of ik dat nou wilde of niet – en nu Ray dood is, mis ik Malahkii des te meer.

Ik was tien jaar toen de Aarde ophield te bestaan, maar dat was precies oud genoeg om alle voorgaande horror en de allesbehalve vlekkeloze vlucht vanaf de stervende planeet mee te maken. Het klimaat werd steeds onherbergzamer⁸³ en daarom moesten we uitwijken naar iets waar we wel konden voortbestaan.

Mijn familie bestaat – op mij na – volledig uit zeer gerespecteerde helden⁸⁶, sinds ze De Grote Ontruiming hebben aangestuurd. Hun faam isoleerde mij echter van mijn leeftijdsgenootjes en ik weigerde (behoorlijk opstandig, kan ik wel zeggen) om mee te gaan in de goedbedoelde adviezen van hen die het beter dachten te weten dan ik. Omdat er uiteindelijk geen land meer met mij te bezeilen viel, stuurden ze me naar de krijgsschool in Juua om gedisciplineerd te worden.

Ray haalde mij over om het heelal met hem te verkennen en dat leek mij veel interessanter dan zo'n saaie superheld spelen⁴⁹ waartoe ik was voorbestemd. Ik verliet de school zonder hun toestemming, waardoor ik weet dat ik voor hen heb afgedaan¹³.

Ik schud al deze herinneringen van me af en neem een hap van het prutje voor me, terwijl ik de geluiden van de anderen om me heen negeer. Mijn soort is – in tegenstelling tot wat Helix eerder zei – heel gemiddeld in wanneer ze iets moeten eten; de ^w^ bijvoorbeeld zit dag en nacht aan een groot apparaat gekoppeld, wat mij heel onhandig lijkt. Hun schattige uiterlijk maakt natuurlijk heel veel goed. Misschien ga ik er zo wel naartoe om die te kroelen.

Vanuit mijn ooghoeken zie ik de kleurloze mede-haremgenoot van eerder naar me toe glijden. Het is degene die me met zijn bubbelstem beschuldigde van het vermoorden van Wilma, wat ik strikt genomen inderdaad heb gedaan.

Hij wordt geflankeerd door drie anderen en ze kijken geen van allen blij. Misschien moet ik vanaf nu minder passief op komende gebeurtenissen reageren. Ik blijf sloom op mijn hap kauwen, maar zorg er wel voor dat ik mijn bestek stevig vasthoud.

'Hel1,' zegt bubbelmans, terwijl hij zonder uitnodiging naast me gaat zitten.

Ik draai me naar hem toe en houd mezelf voor dat ik moet beginnen met beleefd blijven. Het helpt niet dat de andere drie pal achter me blijven staan, waar ik ze niet kan zien. Ik slik mijn hap door en zeg: 'Dat klopt, hoe heet jij?'

'Ik ben DMTR,' zegt hij.

'Dimitri,' herhaal ik.

DMTR slaat met zijn vlakke hand op de tafel, wat helaas nauwelijks effect heeft omdat hij bij een zuchtje wind uit elkaar zal vallen.

'DMTR,' snauwt hij.

'Prima, prima,' zeg ik. Ik heb nooit beweerd dat ik goed ben in accenten.

Net wanneer ik doe alsof ik een nieuwe hap wil nemen, slaan de andere drie toe. DMTR heeft ervoor gezorgd dat de meelopers kracht hebben waar hij het mist, waardoor ik opeens te maken krijg met hun dodelijkheid. Eentje heeft een geur wat ook zombies niet overleven. Is dat misschien familie van Wilma? Die stonk ook zo.

Het is lastig om mijn adem in te houden en tegelijkertijd terug te vechten, maar dat negeer ik door mijn vork zelfverzekerd in de romp van de meest linker aanvaller te steken. Die heeft daar ineens vier gaatjes en er spuit iets gifgroens uit het wezen. Het krijst zo hard dat de haartjes op mijn armen overeind gaan staan en mijn oren piepen. Nu is zowel mijn reuk als mijn gehoor uitgeschakeld en ik heb nog twee tegenstanders te gaan – DMTR tel ik niet mee.

Harem [onc2024]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu