Mijn hoofd bonkt terwijl ik wakker word. Buiten de kamer hoor ik iemand rommelen, spullen neerleggen en snel weer weglopen. Wanneer ik de stappen bij de deur hoor, slaat de paniek toe. Waar ben ik? Wiens bed is dit? Welke dag is het überhaupt? Duizend vragen racen door mijn hoofd.
Het is hier warm, totaal anders dan de koude winter in Nederland. Ik ben niet meer thuis. Mijn ademhaling versnelt, en mijn buik trekt zich krampachtig samen.
Langzaam vormen zich vage herinneringen in mijn hoofd. Ik was op mijn fiets onderweg naar werk toen een auto stopte. Wat er daarna gebeurde, is vaag. Mijn hoofd bonkt zo erg dat ik voorzichtig met mijn hand achter mijn hoofd voel. Mijn hand kleurt rood. Ik ben hard op mijn achterhoofd geraakt.
Tranen beginnen te prikken in mijn ogen terwijl ik voorzichtig mijn omgeving opneem. Ik moet sterk blijven, maar dat is nog nooit zo moeilijk geweest. Ik probeer de wijze woorden van mijn moeder voor me te halen: "Aan paniek heb je niks in een moeilijke situatie." Maar ik ben wel in paniek. Ik ben in doodsangst. Ik wil niet aan mijn moeder denken. Eerst moet ik zien te overleven.
Mijn keel is droog en pijnlijk. Hoeveel dagen ben ik bewusteloos geweest? Bij de deur staat een glas water. Het is een risico. Als ik het water neem, weten ze dat ik wakker ben. Maar hoeveel keuze heb ik? Toch laat ik het water nog staan. Het risico is te groot. Ik moet eerst observeren.
Ik kijk de kamer rond. De kamer is slecht verlicht. Ik lig in een eenpersoonsbed in wat lijkt op een cel of kamer. Een klein beetje licht komt door een raam, maar dat raam is veel te hoog om bij te komen of doorheen te kijken. De vloer ziet eruit als beton en de muren zijn wit. Alles hier is zo verschrikkelijk wit. Ik heb een hekel aan ziekenhuizen, en dit voelt precies als een ziekenhuiskamer. Normaal mengen mensen witte verf met een beetje geel, omdat niemand houdt van echt wit. Maar nu zit ik vast in een kleine, onpersoonlijke ruimte, en alles is zo verdomd wit.
In de hoek staat een ijzeren wc. De kamer is niet groot, maar één ding valt meteen op: op de witte muren zijn grote zwarte raven geschilderd. Ik ken die raven.
Mijn hoofd doet veel te veel zeer. Ik heb water nodig. Langzaam probeer ik uit bed te komen. Het kost me zoveel kracht, en wankelend kom ik overeind. Mijn handen trillen terwijl ik het glas water naar mijn mond til. Ik drink het water in één teug leeg en wens dat ik nog twee glazen had. Naast de dorst knort mijn maag ook. Welke dag zal het zijn?
Wanhoop en angst dreigen me over te nemen. Ik moet weten waar ik ben en welke dag het is. Dus roep ik: "Hey, laat mij eruit!"
De deur gaat open, en voorzichtig zet ik een paar stappen achteruit. Een grote man staat in de deuropening. Shit, waarom heb ik geroepen? De man staart me aan. Zijn gezicht is verborgen achter een zwart masker. Hij kijkt me onderzoekend aan, draait zich om, en doet de deur weer op slot.
Stomverbaasd staar ik naar de dichte deur. "Hey, wat eten en drinken zou gewaardeerd worden!" roep ik tegen de gesloten deur. Onrustig loop ik door de kamer, tot de deur weer open gaat. Het is dezelfde man als net, maar hij heeft nu een bord met een kale boterham en nog een plastic beker water bij zich. Stomverbaasd staar ik de jongeman aan. Was dit serieus zojuist gebeurd?
Ik heb honderd vragen voor hem, maar nu hij met dat masker binnen is, voelt het alsof ik geen woord meer kan uitbrengen. Gulzig eet ik de boterham op en drink ik het glas leeg.
Daarna zit ik weer op mijn bed. Tranen prikken nog steeds in mijn ogen. Ik denk dat ik nog te veel in shock ben om te huilen. Ik probeer rustig te blijven en te observeren, zoals ze in films altijd doen. Maar dit is geen film. Ik ben hier echt, nu in deze kamer. Alleen en kwetsbaar. Ver weg van mijn moeder, mijn huis, mijn vrienden en Kai.
Ik ben altijd stoer geweest. Ik heb een grote mond en veel sarcasme, maar niets heeft me kunnen voorbereiden op het gevoel dat ik nu ervaar. Alleen in deze kamer, de Ravenkamer. Ik voel niets van mijn normaliter sterke energie, kracht en levendige karakter. Ik ben nu niets en wil gewoon thuis zijn.
Een week lang volgde hetzelfde patroon. De gemaskerde persoon kwam binnen, zette matig eten en drinken neer, en vertrok zonder ook maar één vraag van Fairy te beantwoorden of enige vorm van aandacht te schenken.
Ik word gek. Ik hou geen dag langer meer vol in deze rotcel. Na zes dagen van dit matige dieet heb ik niet eens meer de energie om uit bed te komen. Ik heb nog steeds zoveel vragen, en de man met het masker geeft nergens antwoord op.
Zal mijn moeder mij missen? Is er een zoekactie gaande? Zal ik hier ooit uitkomen? Zullen er ooit nog mensen met mij praten? Is deze cel de plek waar ik de rest van mijn ellendige leven moet doorbrengen?
Na zes dagen komen eindelijk de tranen. Ik mis mijn huis, de dieren, mijn moeder en Kai. De hele nacht heb ik gehuild terwijl ik terugdacht aan het leven dat ik letterlijk nog geen week geleden had. En nu lig ik hier, in dit rotbed, met buikpijn van de honger.
Het enige raam in de kamer laat zien dat een nieuwe dag is aangebroken. Opnieuw heb ik nauwelijks geslapen. Er is niets om mezelf mee te vermaken in de kale ruimte, zelfs geen boek om te lezen. Gelukkig heb ik een levendige fantasie, die me al vanaf jonge leeftijd in staat stelde om hele verhalen te verzinnen en beelden en geluiden in mijn hoofd tot leven te brengen. Tijdens saaie lessen bood deze gave altijd een ontsnappingsroute. Ik vermoed dat juist deze gave me nu in staat stelt om nog een beetje moed te behouden. Ik kan en mag niet bezwijken onder het ongeluk dat ik nu beleef.
Ik hoor weer een sleutel in het slot. Maar ik reageer niet meer; ik weet al dat het mijn gemaskerde vriend is, die wat armoedig eten komt brengen en geen vragen beantwoordt. Deze week heeft me kapot gemaakt. Ik voel me zo eenzaam. Niemand heeft nog een woord met me gewisseld, en mijn honderden vragen zijn nog steeds onbeantwoord. Ik ben vies, hongerig en diep verveeld.
De deur zwaait open, ik ben klaar met wachten ik sta klaar voor een aanval achter de deur. Maar tot mijn verbazing loopt er een jonge man naar binnen, zonder masker.
![](https://img.wattpad.com/cover/384816600-288-k501792.jpg)
JE LEEST
Gevangen in de onderwereld
General Fiction"Ik zie haar, ik wil haar, ik ontvoer haar." -Not a Fairytale Fairy is een doorsnee 24-jarige vrouw die een alledaags leven leidt. Maar alles veranderd plotseling wanneer de 28-jarige Jack haar ziet en geobsedeerd raakt. Hij is een invloedrijk fig...