-14-

610 61 3
                                    

POV Syhra
Met mijn hoofd schuddend draai ik me om en loop weg. Afgezien van het feit dat Mara moordneigingen heeft, wat heeft ze gedaan dat Dave heeft gekwetst? Ik beteken toch niet zo veel voor Dave dat hij hij zich daarom gekwetst voelt? Dat is gewoonweg niet mogelijk. Dave komt na verloop van tijd naast mij lopen en we zeggen geen woord tegen elkaar. Een pijnlijke stilte is tussen ons ingekomen en eigenlijk wil ik dat hij zo snel mogelijk weg gaat. Vanuit mijn ooghoek zie ik dat hij met zijn hoofd naar beneden hangt en wat triest uit zijn ogen kijkt. "Luister-" zeg ik als ik stop met lopen, "dit kan niet zo doorgaan, dat weet jij ook," bijt ik hem toe. Hij schrikt op uit zijn gedachten en kijkt mij aan. "Wat niet?" vraagt hij ietwat verbaasd. "Je weet precies waar ik het over heb," de neutraalheid en dwang in mijn stem zeggen al genoeg. "Ze is mijn Mate niet," bijt hij me toe en dan draait hij zijn hoofd geërgerd weg. Hij begint weer te lopen maar dan een andere kant dan die we net opliepen. Een walm van woede voel ik in mij opkomen die gedeeld wordt met verdiet van het gemis van Max. Mijn moeder zei altijd dat je niets moest zeggen wanneer je woedend was omdat je dan de waarheid verteld die je beter niet had kunnen zeggen. Echter al mijn gemengelde gevoelens komen er nu uit en ik kan ze niet tegenhouden. Mijn wilde kant komt in mij los, de kant die ik niet meer weet te onderdrukken. Ik ren naar hem toe en duw hem op de grond. Vervolgens verplaats ik mij boven hem om hem zo tegen de grond gedrukt te houden en rollen er tranen over mijn wangen. "Jij hebt tenminste een Mate! Jij hebt tenminste familie die je kan liefhebben! Jij hebt nog een kans op eeuwige liefde! Jij bent niet de persoon die achterna gezeten wordt om haar krachten! Jij wordt niet gebruikt voor duistere doeleinden! Niemand wil jou ook maar iets kwaad doen en jij hebt alles! Jij hebt het recht niet om haar jouw Mate niet meer te noemen, en als je dat niet kan beseffen Dave... Dan begrijp je mij blijkbaar ook niet en kunnen wij ook geen vrienden meer zijn. Misschien zijn we wel nooit vrienden geweest," ik draai mijn hoofd weg want ik wil mijn zwakte niet aan een eikel als hij tonen. Vervolgens sta ik op en verander ik mij in een wolf waarna ik hard weg ren. Een Dejavu komt in mij op want ook nu weet ik niet waar ik heen moet rennen alleen zo ver mogelijk weg van deze plek als mogelijk. Dit heb ik al eerder mee gemaakt, dit eindeloos rennen, toen ik voor het eerst veranderde naar het vreselijke wezen dat ik nu ben, een weerwolf. Wat schichtig kijk ik nog achterom maar Dave is nergens te bekennen. Ik ren net zo lang tot ik niet meer kan en bij een meertje aan kom. Daar zak ik door mijn poten en doe ik mijn ogen dicht.

Het is zwart en nergens is licht te bekennen. Echter voel ik mij niet angstig ondanks mijn angst voor het donker, voor het geen wat ik niet kan zien. Het is een vredig zwart. Een zwart waarbij ik mij comfortabel voel. Het soort zwart waar je over leest in trieste poëzie en het soort zwart dat je ziet wanneer je je ogen sluit van vermoeidheid. Na verloop van tijd wordt deze rust die ik voelde verstoort door een oorverdovend gegil. Het is een gil die ik herken uit duizenden, ik ben het zelf. Flitsen van mijn moeder op haar sterfbed gaan voorbij en dan is alles weer zwart. De trieste emotie die mensen in die poëzie willen beschrijven, die leegte die je voelt, de onrust die zich in je ruggenwervels nestelt en de kloppingen die je voelt in je hoofd zijn de emoties die nu precies tot mij doordringen. Een stem fluistert in mijn hoofd, een bekende stem die ik echter niet kan plaatsen. "Boek van het leven. Boek van het leven. Zoek het boek van het leven," zegt de stem. Ik weet dat ik het boek nog moet terug halen dat mijn ondergang had kunnen betekenen en misschien staan daar wel de antwoorden ik over heg boek van het leven. Iets in mij beveelt mij te doen wat de stem zegt, een natuurlijke sleutelprikkel, een beroep op mijn geweten en een onderbuikgevoel. Dat is waarom ik mijn ogen dan uiteindelijk weer open.

En zo vervolg ik mijn weg met dit keer een doel. Aangezien mijn geheugen weer helemaal terug is weet ik precies waar ik het boek heb gelaten dat Jack wilde gebruiken om mij te vernietigen. De reis duurt nu al zo'n 4 uur want ik ben de weg een beetje kwijt en ik begin onderhand honger te krijgen. Zo'n driekwartier later wanneer mijn honger nog meer heeft toegenomen valt mijn oog op een ree dat rustig staat te grazen. Ik wil helemaal niet jagen, in mijn oogopzicht is dag zielig en kansloos voor de prooi maar nu mijn honger zo gegroeid is heb ik geen andere keus. Ik sluip wat dichterbij en als ik op een gepaste afstand ben zet ik mijn sprint in. Het arme diertje rent weg, hulpeloos want ik ben uiteindelijk veel sneller dan zij. Binnen een halve minuut heb ik het arme beestje tegen de grond gewerkt en de luchtpijp doorgebeten waardoor ze de verstikkingsdood sterft. Het is vreselijk om te doen maar zo is nu eenmaal de levenscyclus. Je wordt geboren, groeit op, bent volwassen en gaat daarna weer dood. Soms haal je dat volwassen zijn niet eens wat toch wel te betreuren valt. Ik ben ook nog niet volwassen maar ik wilde vrijwillig een eind aan mijn leven maken. Dat is dan weer niet triest in mijn oogopzicht. Het was mijn keuze en ik had er toen der tijd vrede mee al is dat nu verandert. Ik ben het waard om te blijven leven want ik wil dat Max trots op mij kan zijn. Hij weet ook vast wel dat het niet mijn bedoeling was om hem alleen te laten sterven en ik hoop dat zijn ziel ergens met mij meekijkt en blij is mij te zien. Natuurlijk is hij blij mij te zien, hij houdt van me net zo veel als dat ik van hem houd.  Zo als wolf zijne kan ik de ree rauw opeten maar als mens had mijn maag dat niet aangekund. Ik eet mij vol en vervolg mijn weg dan weer richting het boek. Twee uur later kom ik dan eindelijk bij de boom waar ik het boek heb verstopt en pak het boek eruit. Echter van deze lange reis en de jacht ben ik toch wel moe geworden en dus sluit ik weer mijn ogen waarna ik in een diepe slaap val en het boek onder mij en wat bladeren heb verstopt.

Het zwarte doek heeft zich weer om mij heen gehuld en ik kijk wat verbaasd rond. Er zijn nu geen flitsen van gebeurtenissen enkel die ene stem die maar niets stopt met praten. "Ik kan weer bij je zijn. Je kan weer de mijne zijn. Ik heb een oplossing. Het boek van het leven. Kom mij redden," fluistert de stem steeds weer in de donkere ruimte. "Waar kan ik dat boek vinden?" vraag ik terwijl ik om mij heen kijk om te zien waar de stem vandaan komt maar nergens is een geluidsbron te herkennen. "Je hebt het boek al, lees de spreuk bij mijn lichaam en we kunnen weer samen zijn. Ik houd van je," het is weer diezelfde stem. De stem waar ik naar hunker maar niet goed weet te plaatsen bij welk gezicht. Zou het de stem van Max zijn? Maar die zou ik toch wel herkennen? Ik denk diep na over Max' stem maar ik weet niet meer hoe deze klinkt. Het is gek dat ik dat niet weet want hij is mijn grote liefde en mijn allergrootste wens. Misschien is het dan toch Max?

Hoofdstuk 13 was btw het XXL hoofdstuk als er onduidelijkheid over was ontstaan. Mijn updates zijn nu dus 1 keer in de twee weken. Wat vinden jullie er van?
Vote? Comment? Follow? X

The Perfect Wolfpact (2) (voltooid- deel 3 komt in 2017)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu