Hoofdstuk 6

515 28 1
                                    

Melissa

De volgende dag zit ik aan de ontbijttafel alsof er niks is gebeurd. Meneer Collins is werken -hij is een soort engelen minister-, mevrouw Collins ging theedrinken met vriendinnen en Christiaan is spoorloos. Dus zit ik opgescheept met de dikke huishoudster, die dus Martha heet. Ze leek me heel interessant te vinden, op een rare manier. Ze wil alles van me weten, tot de details toe. Ik kan haar niks anders geven dat mijn saaie levensverhaal. Ik vraag naar haar levensverhaal, waarop ze gaat verzitten.

'Voordat ik bij de familie Collins kwam was ik gelukkig getrouwd met een politieagent genaamd Henk. Hij was de zon gebruinde god in mijn leven!' verzucht Martha. Ik grinnik bij het zien van haar dromerige blik. 'Helaas werd ons huwelijk op de proef gesteld toen we erachter kwamen dat ik geen kinderen kon krijgen.'

Ze pakt een kanten zakdoek uit haar jasje en dept haar ogen. 'We bleven nog 10 jaar bij elkaar, tot die ene ruzie.' Ze haalde diep adem voordat ze verdersprak. 'Henk had een ongelovelijke kinderwens, maar hoe hard we het ook probeerde, het lukte niet. Henk wou niet opgeven en begon over een draagmoeder. Ik wou het niet. Henk vertrok uit woede naar zijn favoriete kroeg. Maar hij kwam nooit thuis.' Haar hele zakdoek is doorweekt. 'De volgende dag stond zijn beste vriend Rob op de stoep, ook een politieagent, met de mededeling dat mijn Henk was overleden aan een autongeluk.'

'Oh wat erg voor je.' Een beetje onhandig geef ik haar een knuffel. Haar tranen doorweken de mouw van mijn jurk.

Ze trekt zich na een tijdje terug en kijkt me streng aan. 'Maak je ruzie's met Christiaan gelijk goed, voor je het weet ben je er niet meer.' Haar ogen lichten ziekelijk blauw op, als blauw vuur. Ze trekt haar bovenlip op in een grauw, waardoor een rij tanden als naalden zichtbaar worden. Ik val bijna van mijn stoel van schrik. Ze grauwt en schiet naar voren. Voor mijn gezicht klappen haar tanden op elkaar. Ik sla een kreetje en wankel achteruit, richting de brandende open haard. Martha volgt elke beweging die ik maak met haar doordringende ogen. Angst overrompeld me als ze overeind schiet en mijn kant op rent. Zonder na te denken grijp ik de ijzeren pook van de haak bij het vuur en steek het voor me uit. Ik durf niet eens te kijken.

Iets hards drukt tegen de pook, gevolgt door een jammerende kreet. Ik knijp mijn ogen nog verder dicht. Iets trekt de pook naar beneden, zodat het uit mijn handen valt. Maar ik hoor geen gekletter van ijzer, nee ik hoor een zware bons op de houten vloer. Ik tuur door mijn wimpers. Martha ligt op de grond, met de pook in haar hart. Het vuur in haar ogen flikkert even, voordat het dooft en haar lieve bruine ogen weer terug zijn. Ze is niet dood, hou ik mezelf voor. Maar het tegendeel word bewezen als ik mijn vingers tegen haar pols leg. Ik stap verbijsterd achteruit.

'Ze is niet dood, Melissa. Ze is niet dood.' Even ben ik bang dat ik gek word en draai me om op mijn hakken. Ik vlucht de kamer uit, de trappen op, de gangen door. Andere bediendes kijken me raar aan als ik voorbijloop, prevelend dat Martha nog gewoon leeft. Ik maak knopen in lint dat net nog in mijn haar zat. Twee knopen. Vijf knopen. Ik tel de knopen, hopend dat het me kalmeerd. Maar dat doet het niet. Overal waar ik kijk zie ik de lichtgevende ogen van de bediendes. Ik staar hijgend naar de grond.

Een arm grijpt me vast, waardoor ik gedwongen ben om halt te houden. Ik kijk op. Een paar gloeiende ogen kijken me aan. Ik probeer me los te wurmen, maar de man laat me niet los. Zijn scherpe nagels knijpen zo hard in mijn huid dat er bloed opwelt uit de kleine wondjes. Ik piep gepijndigt. 'Gaat het wel, mevrouw?' Zijn stem is slijmerig, als dat van de slang die je altijd in tekenfilms ziet.

Hij glimlacht zijn monsterlijke tanden bloot. Ik kan wel huilen van angst. Mijn hart roffelt tegen mijn borst als ik al mijn gewicht op één been zet en naar achter leun. Mijn ballerina's schrapen over de grond. Tranen stromen over mijn wangen als het niet werkt. 'Ga weg! Laat me met rust!' Ik trap op zijn tenen. Hij grauwt van de pijn en laat me los, waardoor ik bijna languit in de gang lig. Ik weet nog net mijn evenwicht te bewaren en steun tegen de muur. Ik heb de aandacht getrokken van de andere bediendes, die met opgetrokken bovenlippen op me af komen. Ik jammer een smeekgebedje en vlucht één van de kamers in. Met een klap sla ik de deur dicht. Wat nu? Ik durf erop te wedden dat ze de deur zo aan stukken zullen slaan. Met trillende vingers wrik ik aan het slot aan de deur. Waarom draait hij niet? Bijna dierlijke geluiden klinken achter de deur. De sleutel valt op de grond. Tranen doorweken mijn wangen. Mijn hart gaat zo tekeer dat ik bang ben dat hij het straks begeeft. Ik laat me op mijn knieën zakken en pak de sleutel. Opnieuw probeer ik de deur op slot te draaien. Gebons op de deur brengt me keer op keer uit mijn concentratie. Eindelijk hoor ik een klik. Ik kan wel juichen, maar het oude slot begint gelijk te kraken. Ik spring op en grijp een stoel, die ik onder de deurklink zet. Hopelijk werkt het. Ik draai me om, zodat ik met mijn rug naar de deur toe staat. Ik herken deze kamer. Het is de kamer die naar de zolder leid. Ik kijk naar het plafond. In het gepolijste kunstwerk zijn vaag de contouren van de ladder zichtbaar. Maar hoe kom ik erbij. De stoel die ik onder de klink had gezet was de enigste stoel in het kale vertrek. Christiaan deed het met magie. Misschien... Ik steek mijn handen uit haar het vierkant. Concentreer je Mel.

EngelenkusWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu