Hoofdstuk 11

44 6 3
                                    

De volgende ochtend zijn we allemaal vroeg op. We zijn gewekt door dolers die op de stalen muren van de wagon bonken. Ik sla vloekend het deken van mij af en ik pak mijn wapen van uit zijn holster. Thomas staat recht bij de deur en kijkt door de spleet. Hij heeft samen met Mark de tweede helft van de nacht gewaakt. Ik hou mijn wapen met gestrekte armen voor mij uit en ik kijk naar Thomas die ieder moment een teken kan geven wanneer het veilig is op uit te stappen. Lauren, Mark en Elisabeth maken de zakken alvast klaar. Thomas geeft het gebaar dat ik dichter moet komen.
'Het zij er niet veel, dus we kunnen ze aan met een mes. Maar pak toch je revolver mee. Je weet maar nooit.' Fluistert hij. Ik knik en zet mijn pistool in zijn holster terug. Ik pak mijn mes en we stappen geluisdloos naar buiten. Een doler komt op me af en probeert me te bijten. Ik hou hem op afstand en ik boor mijn mes door zijn hoofd heen. Ik zie Thomas even worstelen met een doler maar hij overmeestert hem en stampt de doler zijn hooft mijt zijn voet in. Zijn zolen zitten onder het bloed en het is niet zo een smakelijk gezicht. Ik draai mij om en zie twee dolers op me afkomen. Ik overmeester de eerste en daarna draai ik me snel om en met een zwaai steek ik mijn mes in de bijter haar hoofd. Thomas en ik kijken eerst of alles veilig is voordat iedereen uit de wagon mag.

Iedereen is de wagon uit en we volgen het spoor van de rails verder. Mark loop alleen voorop samen met Elisabeth. Lauren en thomas lopen achter hem en voor mij. Ze praten gezellig en soms kijkt hij achter zich. Meestal kruisen onze blikken elkaar. Ik loop alleen vanachter. Ik denk na over van alles. Mijn ouders. Zouden ze nog leven? Waarschijnlijk niet. Maar ik hoop van wel.
'Fleur?' Hoor ik vaag iemand zeggen. Ik kijk op en besef dat de spoorweg ophoud. Ik kijk verbaasd rond en ik zie een groot gebouw. Iemand komt achter mij staan en pakt mijn schouders vast.
'We zijn er.' Zegt Thomas met een blije toon. Mijn emoties over deze plek zijn nogal gemengd. Ik ben blij, maar ook bang en achterdochtig. Ik kijk op verschillende plekken naar de plek. Het lijkt er zeer rustig en veilig. Ik hoor gegrom achter mij en kijk om. Er zit een zombie vastgeketend aan een boom en maakt ontiegelijk veel lawaai. Ik dood het ding zodat het stopt met grommen.
'Nee! Wat doe je nou?' Roept een vrouw die uit de bossen komt. Ze loopt naar me toe en Lauren komt meteen bij me staan.
'Hij deed je geen kwaad? toch?' Vraagt de ietwat oudere vrouw. Ik kijk naar Lauren die haar aankijkt met een blik van totale verwarring.
'Nee maar hij maakte te veel lawaai. Dat kon misschien andere dolers aantrekken.' Zeg ik in een poging om het haar uit te leggen. Maar ze schud haar hoofd.
'Deze "dolers" horen ons te verwittigen als er stropers ons begluren. Ik kijk naar de doler en daarna naar het gebouw. Het was ooit een fabriek geweest. Het heeft wel 6 verdiepen en de muur ziet bloedrood. De buitenplaats is meestal van beton, behalve de zijkant voor plantjes op te groeien.
'Het spijt me.' Zeg ik vol met spijt. Ik kijk haar aan in de ogen en ik zie dat ze er vermoeid uit ziet. Mark komt naar ons toe en glimlacht vriendelijk naar de mevrouw.
'Ik ben Mark Nymans. Ik ben hier met mijn groepje naartoe gekomen omdat we de borden zagen. We dachten misschien een veilig onderkomen te hebben hier.' Hij kijkt haar hoopvol aan. Ze glimlacht lief.
'Tuurlijk! Jullie zijn hier welkom!' Zegt ze over enthousiast. Ze lopen naar de voorkant. Ze bekijkt me keurend en loopt dan weg van me. Ik denk dat ik me koest moet houden voor haar.

Lonely SurvivorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu