Hoofdstuk 13

48 5 3
                                    

Ik zie Fleur ineenzakken op de grond. 'Nee! Fleur!' Roepen ik en Lauren tegelijkertijd. Tranen branden in mijn ogen maar ik hou me sterk. Ik wil naar haar toe lopen maar mijn voeten lijken wel vastgenageld aan de grond. De oudere vrouw die haar had neergeslagen met een honkbalknuppel gebaard aan een man dat hij haar moet wegvoeren. Daarna beveelt ze ons om in de container te stappen. Papa, Beth en Lauren stappen in maar ik kijk nog hoe Fleur wordt weggedragen. Ik twijfel ok ik niet achter haar aan zou gaan.
'Hé loverboy, instappen jij!' Beveelt een scherpschutter mij. 'Of moet ik je soms lek schieten?'

Traag stap ik ook uiteindelijk in. De schuifdeur gaat toe en het is compleet donker. Er zitten een aantal spleetjes in het dak van de container waar licht door komt. Daardoor kunnen we iets beter zien.
'Broer?' Hoor ik iemand met een zware stem zeggen. Papa draait zich om en onze groep staat voor ons. Een licht gevoel van hoop gaat door me heen.
'Oh wat ben ik blij dat jullie nog leven!' Zegt Leen en ze geeft ons allemaal een knuffel.
'Beth, wat ben je gegroeid!' Zegt ze blij. Elisabeth glimlacht terug naar haar. Daarna kijkt ze naar mij.
'Je wordt een echte jonge man.' Zegt ze trots. Ik laat mijn hoofd zakken en ga in een donkere hoek zitten. Fleur. Zij is het enige waar ik nu aan kan denken.

'We moeten hier weg zien te geraken.' Zegt Dirk. Ik kijk op. Hopend dat pa een reddingsactie verzint.
'Ik heb geen idee wat we kunnen doen. We kunnen geen kant uit!' Zegt Ezra. Ik had haar eerst niet gezien doordat ze in het donker zat. Ik kijk naar mijn vader, ik zie een verslagen blik in zijn ogen. Nee.
'Nee! We kunnen nu niet opgeven!' Roep ik boos. 'Fleur is daarbuiten, pap! Ik moet haar helpen!' Zeg ik wijzend naar de schuifdeur en daarna naar mezelf. Ik merk dat er tranen over mijn wangen rollen. Ik wil haar niet kwijt en ik zal haar redden. De groep kijkt me verward aan. Beth komt naar me toe en geeft me een knuffel. Trillend staar ik naar pap.
'Fleur? Wie is Fleur?' Vraagt Leen. Ik veeg mijn tranen weg.
'Iemand waar ik veel om geef.' Antwoord ik. Ze kijkt me nadenkend aan.

Ik schud mijn hoofd en ga op een houten krat staan. Ik kijk door de smalle opening van het dak. Ik zie niemand meer.
'Ik zie voorlopig niemand.' Zeg ik. Niemand doet iets.
'Gaan we hier proberen te ontsnappen of hoe zit het?' Vraag ik ongeduldig. Iedereen kijkt naar elkaar.
'Thomas, kijk, we moeten wachten op het juiste moment. En dat is nu nog niet.' Zegt mijn oom tegen me.
'En Fleur dan?' Roep ik wanhopig. Hij zucht. Niet wetend wat te zeggen. Ik kijk weer naar buiten. Ik vraag me af waar ze haar naartoe gaan brengen en war ze met haar gaan doen. Ze kan in groot gevaar zijn.

Ik ijsbeer heen en weer door de wagon, hopend dat ik wat kan bedenken. Ik ontplof bijna van de stress. Wat moet ik doen? Ik... Kan niks doen. Ik zet mij neer en steun mijn ellebogen op mijn knieën en laat mijn hoofd hangen.

Ik heb gefaald. Gefaald om haar te redden. Ik had haar moeten laten gaan toen het nog kon.

Lonely SurvivorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu