Hoofdstuk 14

36 5 1
                                    

Ik wordt wakker met een zware hoofdpijn. Ik kijk om me heen en merk dat ik in een donkere kamer zit. Ik zit vast aan een stoel. Mijn handen en voeten zijn vastgebonden aan de metalen stoel. Mijn haar, dat los hangt, hangt voor mijn ogen. Ik zie een figuur voor me staan en probeer de persoon te herkennen. Hij blijft daar staan en beweegt geen spier.
'Hallo?' Vraag ik zacht. De persoon lacht even en komt dichterbij. Het is een man. Een deel van de man zijn gezicht is verbrand.
'Hallo, Fleur.' Zegt hij. Trillingen gaan over mijn rug als ik zijn stem hoor. Het is Brian.
'Wat moet je?' Vraag ik zelfzeker. Maar eerlijk gezegd ben ik doodsbang. Hij kijkt me aan met zijn kille blik.
'Het gewoonlijke.' Zegt hij simpel. Hij pakt een mesje en strijkt het met het platte gedeelte over mijn wang.
'Laten we beginnen.' Zegt hij met een lach. Ik slik even en probeer te kalmeren.
'Ik had het helemaal mis toen. Ja, je weet het nog wel denk ik. Maar je lijkt best veel op Elisabeth. Maar jullie verschillen wel veel van leeftijd. Ik heb dat nu pas door.' Begint hij met praten. Ik luister aandachtig terwijl ik probeer los te komen. 'En nu weet ik dat je hen echt niet kende. Maar nu, nu ken je ze wel...' Zegt hij dreigend en hij komt dichter bij mijn gezicht. Ik stop met wat ik bezig ben en kijk recht ik zijn donkerbruine, bijna zwarte, ogen.
'Probeer niet. Dat maakt het alleen maar erger.' Zegt hij kil. Ik zit stil en hij buigt van me weg. Zijn vreselijke adem blijft in mijn neushangen en mijn ogen beginnen te prikken.
'Die jongen, de zoon van Mark, oh hoe heet die nou? Iets met een T? Tibo? Nee dat zal niet. Tho... Thomas?' Ik kijk op bij het horen van Thomas' naam. Als hij hem ook maar iets durft aan te doen!
'Blijf met je vuile poten van hem af!' Bijt ik hem toe. Hij lacht alleen maar. Zijn schouders schokken mee met zijn diep gegrinnik.
'Geen zorgen. Ik blijf wel van hem af. Kelsea daarentegen. Zij houd wel van dat jong en vers vlees.' Bij het zeggen van de naam hoor ik gebonk achter mij. Ik draai me zo ver mogelijk om en zie een houten deur bewegen.
'Oh, ze heeft vast honger.' Lacht hij. Ik krijg het benauwd. Als er iets met Thomas gebeurd zal ik het mezelf nooit vergeven.
'Doe hem geen pijn.' Smeek ik zachtjes. 'Alsjeblieft...' Voeg ik er aan toe. Stiekem rolt er een traan over mijn wang.
'Och niet wenen.' Zegt hij met een grote glimlach op zijn gezicht. Hij tilt mijn gezicht op en ik spuug ik zijn gezicht. Hij laat mij log en veegt het speeksel van zijn gezicht af.
'Rotkind! Je hebt ook niks geleerd sinds de vorige keer, eah!' Hij pakt een leren riem en slaat ermee in mijn gezicht. Ze zijn even hard als zweepslagen.

Hij stopt even. Hij is buiten adem en mijn hoofd voelt licht aan. Ik voel vochtigheid van mijn gezicht wegglijden. Plots is er een grote ontploffing. Ik hoor een vuurpijl en weer is er een ontploffing. Ik hoor mensen buiten roepen.
'Brian, meekomen nu!' Hoor ik iemand zeggen. Brian loopt de deur uit en ik hoor de andere man nog schrikken en lichtjes vloeken. De bijter achter de zwakke houten deur wordt wild en bonkt op de deur. Gegrom is overal te horen. Ik kom weer bij zinnen en zo snel als ik kan, wat niet zo snel is, probeer ik me los te maken. Ik hor de deur kraken en het gegrom wordt luider. Ik friemel aan de leren bandjes en ik wurm me uiteindelijk los. Ik maak mijn voeten los. Twee armen, waar het vlees van rot is en de nagels scherp en zwart, pakken mij vast. Ik laat een zacht gilletje en probeer het mes dat Brian daarstraks vast had te pakken van een klein tafeltje. Ik trek mij los en pak het mesje. Ik Kijk de zombie aan en sta stil. Tranen vullen mijn ogen wanneer ik naar de doler kijk.

'Mam?'

Lonely SurvivorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu