30.0: Illusie

297 17 0
                                    

Een ondeugende glimlach ontstaat als Harry's romp zich van me wegtrekt. Mijn wandelende vingers hebben een gevoelige plaats gevonden. Recht onder de moedervlek.
"Je kan niet tegen kietelen?" Harry zegt niets, zijn groene ogen staren me enkel nieuwsgierig aan. Ik vind het echter veel leuker dan dat, een vampier die niet tegen kietelen kan? Geamuseerd beweeg ik terug over het koude stukje huid. De kamer is zwoel en plakkerig van onze liefde, maar Har lijkt niet op te warmen. Als hij een rare beweging maakt lach ik. Harry vloekt wat en rolt zich dan op me om me naar hartenlust te zoenen. Ik lach nog steeds als hij me terug loslaat.
"Zo grappig is het niet." Hij bromt wat ontevreden, het doet me alleen maar breder grijnzen.
"Oh, ik vind dat anders heel grappig. Stoere sterke vampier ben je." Hij draait zich om, zijn losse hemd plakt alweer tegen zijn smalle taille aan.
"Jij bent Louis, jij vindt alles grappig. " Ik trek een wenkbrauw op en ga overeind zitten. Hij glimlacht echter wel ondeugend.
"Wat ga je doen?"
"Zorgen dat die vreemde mensen uit mijn huis zijn." Ik knik enkel, mij klinkt het als muziek in de oren. Over muziek gesproken...
"Ik verwacht je snel terug." Zijn glimlach wordt breder door mijn woorden terwijl hij zijn krullen uit zijn gezicht haalt.
"Ik doe mijn best." Hij glimlacht en loopt terug naar me toe om over me heen te buigen en zijn lippen nog kort met de mijne te verenigen. Zijn krullen voelen zo zacht aan. Met tegenzin laat ik hem gaan, hij denkt er duidelijk hetzelfde over. Zijn blik zegt genoeg, hij wil er snel van af zijn. Zuchtend sta ik dan ook maar op. De ochtend is duidelijk nog maar net begonnen aan de fluitende vogeltjes te horen. Mijn benen zijn log als ik ze in de te dure broeken steek. Het is verschrikkelijk hoe onhandig ze zijn. Ik besluit de restjes van de te grote portie ontbijt nog op te eten, het aan de dieren geven is ook zonde. Eenmaal beneden ruim ik het netjes op. Geen idee waar Jean en zijn 'twaalf apostelen' zijn. Zolang ze maar snel vertrekken is het goed. Ik heb het gehad met arrogante Jean en zijn vriendjes, Harry, dat weet ik niet. Soms lijkt hij zich wel te ergeren - maar dat gebeurt nogal redelijk vaak en bij iedereen. Menselijke behoeftes zijn hem vreemd. Niet goed wetend wat ik vervolgens moet doen, verlaat ik dan toch de kamer en loop naar beneden, daar zal ik hopelijk wel iemand vinden die iets voor me te doen heeft. Het is stil op de gangen. Iets wat al even geleden is met al Jean zijn volgelingen hier binnen. Hun wilt hij wel helpen, maar zijn eigen zoon met een andere voorkeur in de liefde, wat een drama? Ik zucht en loop naar de keuken. Mijn bonkende hoofd doet me verlangen naar de bittere smaak van meer alcohol om de pijn die het veroorzaakte terug te verzachten. De oude vrouw lijkt voor een keer vriendelijk te zijn naar me toe - het gebeurt steeds vaker op een of andere manier, geen idee waarom...
"Kruidendrank zal je ongelofelijk helpen jongeman." Ik glimlach gemeend en volg haar tot in de keuken. De houten kelderdeur op de grond ligt nog open, met daaronder een groot gat voor het voedsel.
"Enkel als u hem maakt." Ze lijkt mijn woorden te appreciëren en zet een pot met water boven het houten vuur. "Ben je hier helemaal alleen?" Ze knikt, maar bestudeert me zonder blikken of blozen. Zij is even verbaasd als mij; dat we dit gesprek zelfs hebben.
"Vaak, een nadeel, maar het loon is goed voor mijn zonen. Zo kunnen ze blijven verder studeren en het er beter van afbrengen dan mij." Wauw, haar leven opofferen zodat haar nakomelingen een beter leven hebben.
"Een moeder doet altijd het beste voor haar zoon, ongelofelijk." Ze glimlacht en geeft even een blik op de kookpot. Als ze haar hand uitsteekt om iets te nemen merk ik een raar teken bij haar pols op. Het is geen moedervlek, daar is het te donker voor, plus de vorm is te onnatuurlijk. Als mijn magie door de kamer heen danst, rond de vrouw, opzoek naar een moment om het te onderzoeken doet haar strenge blik me opschrikken. Alle kopjes in de kasten daveren als mijn magie zich bliksemsnel terug trekt. Ze glimlacht enkel.
"Wicca, inderdaad." Ik frons en kijk toe hoe ze kruiden in een netje hangt.
"Maar, van een hele groep wiccas dan of...?" Bestaat dat zelfs? Haar wijze ogen spelen met mijn nieuwsgierigheid als ze haar mond terug opent.
"Ja, iets waar jij duidelijk geen ervaring mee hebt. Het zou moeten, iemand met de mogelijkheden als jij. Normaal staat je moeder je af, of gaat ze mee als iedereen wicca van oorsprong is." Verbaasd staar ik voor me uit.
"Er zijn zo dus gemeenschappen? Zoals die hier, in dit kasteel, nu?" Ze knikt en haalt warm water uit de ketel. "Ik denk dat ik ineens toch bang ben." Ze lacht en schudt haar gerimpelde hoofd. Eigenlijk is ze zo gemeen nog niet.
"Jij hebt niets te vrezen mijn kind. Toch niet van hen." Ze geeft me een veelzeggende blik als ik dankbaar de kop aanneem.
"Hoe komt een wicca hier terecht?" Haar ogen fonkelen. Alsof ze het verleden terug voor haar ziet. Dit onderwerp vindt ze wel degelijk leuk.
"Ik zou het je willen laten zien, maar ik mag niet meer aan spreuken doen." Ongemakkelijk ruimt ze de al propere keuken verder op. "De keizer heeft me gered uit een bende toen ik jonger was, lang geleden. De dood was nooit zo dichtbij. Sinds jij hier bent voel ik het opnieuw. Je brengt nieuwigheid met je mee, maar dat heeft altijd zijn nadelen." Ik slik het warme goedje door, zo had ik er nog niet over nagedacht. Wie wist dat deze vrouw stiekem wijs en ervaren was? Dat ze ergens verwant is met het wiccabloed dat door onze aders stroomt?
"Ik zal er aan denken." Ze lacht en gaat op een oude stoel zitten, vermoeid door haar vorige leven. "Hoe oud was je toen hij je redde?" Ze fronst niet eens, alsof ze het nog te goed weet en het een automatisme is, zoals alas je haar naar haar naam vraagt.
"Vijfentwintig. Mijn naam is Maria trouwens." Ik knik, dat is erg jong, ze is vast ooit aantrekkelijk geweest. Zou Harry...?
"Louis.." En blije zware stem achter me doet me glimlachen en me omdraaien. "Ik zou kunnen zeggen dat het moeilijk was om je te vinden maar..."
"Dan zou je een leugenaar zijn." Ik glimlach en drink haastig mijn drank op. Harry is te vrolijk. Te blij dat hij mensen uit zijn huis gejaagd heeft. De gedachte dat twee wiccas zich net verenigd hebben is niet afleesbaar op zijn gezicht. Hij geeft haar wel een veelzeggende blik, ze mag niet te veel zeggen, waarschijnlijk. "Gingen ze vlot weg?" De kleine glimlach breekt weer door op zijn gezicht.
"Ze hangen hier nog wat rond, maar zijn bijna van mijn erfgoed ja." Als ik geklets in een zak hoor frons ik. Maria staat gebukt over de kelder om er iets uit te halen.
"Laat mij maar-" Voor ik iets kan doen is de oude vrouw al overeind gekomen en rijkt ze een bloedzak uit naar Harry. De vampier klemt zijn lippen wijs op elkaar en schudt koppig zijn hoofd. Ik ben dus niet de enige die ziet wat de bleke Har nodig heeft. Als ze de dop eraf draait worden zijn ogen bloedrood. Zijn handen komen vrij uit zijn vuisten. Voor ik kan zien hoe hij als een wild beest het zakje open rijt, is hij verdwenen. "Ik ben dus niet de enigste die vind dat hij er slecht uit ziet."
"Vermoeid en hongerig. Hij bleef maar naar je hals staren. Nog eventjes en hij had zich op jou gestort, of hij dat nu wou of niet." Ik slik en knik slechts. Nog steeds hoor ik niks. In deze tijd zou hij het allang op moeten hebben.
"Harry?!" Harder praten is een beetje dom, maar het gebeurt toch automatisch. Als ik onopvallend mijn wijsvinger strek en naar hem opzoek wil gaan houd een verrassend warme hand me bij mijn pols tegen.
"Laat hem. Het is niet veilig voor je." Ik frons, weet ze wiens zoon ik ben?
"Ik red me wel, bedankt." Haar oude ogen schitteren bij een gedachte. Ze weet beter dan mij, of dat denkt ze toch. Dat ga ik nu niet toegeven.
"Zullen we een test doen?" Ik twijfel, ik gebruik Har niet graag als speeltje, maar ik wil wel bewijzen dat ik hem aan kan. De grote keizer. "We zullen het vriendelijk houden. Jouw heer wil niet dat jij hem zo ziet, dat is het principe."
"Hoe-" Vanaf het moment dat ze onverwacht een mes door haar wijsvinger haalt hoor ik wind. Het doorbreken van luchtvelden door beweging.
"Hou je klaar." 0.3 seconden en hij is er. Twee keer knipper ik met mijn ogen. Hijgend, rode ogen, zwarte aderen onder zijn ogen en een wilde bos krullen. Het sterke lichaam lijkt niet langer een veilige thuisbasis, maar iets om bang van te zijn. Het is klaar om aan te vallen.
"Haal dat weg, Maria." Zijn kaken zijn stevig op elkaar geklemd als hij het gromt, laag en diep als een losgelaten beest. De vrouw glimlacht enkel. Harry ademt niet en draait dreigend zijn hoofd naar haar toe.
"Louis kan het wel aan om je zo te zien hoor, of dat dacht hij daarnet toch." Ik-. Ik weet niet meer wat te denken. Hij lijkt niet meer op Harry. De anders zo belangrijke controle en veiligheid is verdwenen. Ik zie enkel een persoon die probeert, zo hard probeert zich te bedwingen van zijn lusten.
"Ik kan het aan." Ik fluister het zachtjes, ik accepteer hem. Als ik dichterbij wil komen, houdt zijn stem me hars tegen.
"Niet doen." Zijn handen zijn wit als marmer terwijl hij de stoel in een houten greep fijn knijpt. Toch zie ik emotie, gevoel.
"Ik bloed niet. Het-"
"Je hebt wel bloed." Zijn stem is gevuld met te veel emoties terwijl zijn anders impressionante gestalte in elkaar krimpt tot hij zo groot is als mij. Onrustige ogen flitsen van groen naar rood en alle kleurschakeringen daartussen. Gebogen. Vechtend, zoekend, kruipend naar controle. Beestig.
"Nog een zak?" Maria die zich zelf niet kan verdedigen is verdacht rustig. Ik weet niet hoe ze dat doet. Mijn hart klopt als een gek in mijn keel. Het houdt van spanning en sensatie.
"Nee, dank je." Hij schudt zijn krullen terwijl ik toch dichterbij kom. Voor even lijkt hij achteruit te deinzen. Zijn aders liggen als een dikke laag verf in zijn nek geschilderd terwijl zijn ogen me nauwlettend volgen.
"Je kan zo'n dingen zeggen, weet je." Zijn ogen vinden iets anders.
"Als je het waagt om weg te gaan." Tegen de oude weerloze vrouw. Houdt zij hem tegen van mij te verscheuren? "Jij ook Boo." Hij fluistert enorm zacht naar me. "Niet bewegen, het gaat...beter." Ik slik en wil met mijn hand naar de zijne gaan, zijn bevel negerend. Onmiddellijk ontbloot hij zijn tanden, ruw en zonder ziel. Mijn spieren maken zich klaar om iets te doen maar ik blijf staan terwijl hij tegen het verlangen vecht. "Waarom heb je ook zo'n strak hemd aan," hij lijkt zacht te vloeken. Zijn lippen zijn te mooi voor zulke lelijke woorden, maar het lijkt hem tot bedaren te brengen. Als hij eindelijk inademt en zijn ogen terug de kleur van frisse zomers en een ondergaande zon hebben ontspan ik onmiddellijk. Maria staat nog steeds naar ons te kijken.
"Hij mag weten wie je bent heer." Ze glimlacht en verlaat deze keer wel de ruimte. Verbaasd om haar woordkeuze neem ik Beer nu wel in mijn armen. Hij ruikt fris, opgewonden. De afstand tussen mijn hals en zijn mond probeer ik voor hem zo groot mogelijk te houden. De ondergaande zon kan altijd nog een plotselinge bloedmaan worden.
"Ze kent je wel erg goed." Hij zegt niets en veegt zijn krullen uit zijn gezicht dat net iets meer kleur heeft.
"Te verdomd goed." Betekent dat dat hij vroeger met haar...? In eenzame tijden gebeuren verrassende dingen... "Wat...?" Hij heeft mijn gezicht al lief omklemt met zijn grote handen en streelt voorzichtig over mijn jukbeen. Ik wil hem weg duwen, ondanks mijn naïeve hart, maar doe het niet.
"Niets belangrijk, een waanidee." Ik glimlach nep, maar hij glimlacht niet terug. Ik staar recht tegen de frons en een helder paar ogen aan. "Het is echt zielig, maak je geen zorgen." Hij fronst en neemt deze keer afstand zodat hij mijn lummelige houding ook kan waarnemen.
"Zielig of niet je zit ermee. Ik hoor, ruik en zie het dus dan is het wel degelijk iets." Het is eng hoe serieus hij me kan blijven aankijken zonder in de lach te schieten. Ik zou het niet kunnen, het werkt intimiderend.
"Jij en Maria, zijn jullie ooit...?" Hij heeft Eleanor ontmoet, als ik net een ex van hem heb leren kennen staan we quitte. Een minuscule glimlach, bijna niet op te merken.
"Je bent jaloers." Er omheen kan ik niet.
"Natuurlijk ben ik jaloers Harry! Zij mag duidelijk dingen zien en weten die je wilt verbergen voor mij! En lang geleden... Als je evenveel zin had toen als nu dan-" Mijn laatste blik die recht in de roos schiet zegt genoeg. Frustratie, angst, woede. Dat allemaal voor liefde die niet lijkt terug te komen. Hij wilt dichterbij komen, ik twijfel of ik hem dat moet toestaan. Adem in, adem uit.
"Louis..." Zijn stem is laag en hees, mijn haren gaan er onmiddellijk van overeind staan. "Ik geef om je. Ik zie je graag! Maak je echt niet druk in zulke dingen. Jij alleen Boowie." Ik slik bij de koosnaam, veel te gevoelig gebracht, en draai mijn ogen weg van hem.
"Ik zei toch dat het zielig was."
"Dat bedoelde ik niet." Zijn vingers bevinden zich vlak naast de mijne. Ik leun op tafel, hij is op zoek naar fysiek contact.
"Het was wel zielig, sorry." Ik geef toe en draai me naar hem toe. Zagen zijn krullen er daarnet ook al zo magnifiek uit? God, heb ik me nu echt verontschuldigd voor zoiets?
"Ik vind het lief dat je je druk maakt in zulke dingen. Ik heb haar nooit in mijn bed gehad Boo." Hij glimlacht, de kuiltjes verschijnen weer.
"Een bed is niet perse-" Hij lacht. Een heerlijke zorgeloze lach doet me voorzichtig grijnzen en opnieuw helder ademhalen.
"Is dat een hint naar stiekeme verlangens van je?" Zijn lichaam torent boven het mijne uit. Verleidelijk, ik geef niet toe en blijf afstandelijk, wetend dat ik hem zo kan domineren, hem doen kreunen.
"Ik weet niet waar jij allemaal aan denkt hoor, stoute Beer." Hij bijt grijnzend op zijn onderlip en trekt me via mijn dunne heupen naar hem toe. Onze voorhoofden vinden elkaar snel, gevolgd door verlangende lippen. Zelfs in de keuken?

Reacties? :) hier onweert het verschrikke hard, geeft de sfeer wel iets onheilspellend ghehe

Mijn eeuwige zonde - Larry Stylinson (vampier)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu