Ome Jan was een notoire drinker, maar hij had zo zijn principes. Wanneer de 5 in de klok zat, nam hij zijn eerste borrel. Helaas, principes zijn er om doorbroken te worden en nu begon hij al om vijf voor twaalf aan zijn eerste neut.
Die middag laat, om 4 uur, zou oudtante Mien begraven worden. Dat was niet tragisch hoor, want oudtante Mien was 95 jaar geworden, had een heel leuk leven gehad en ze zat er warmpjes bij. Dat verklaarde de grote toeloop naar het uitvaartcentrum, want na de plechtigheid zou het testament worden voorgelezen.
In een grote stoet liepen we naar de laatste rustplaats van oudtante Mien. Oom Jan en ik liepen achteraan in de stoet. De mensen met de voorgeschreven plechtige gezichten liepen zwijgend en in pikzwarte kleren onder grote zwarte paraplu's.
Oom Jan zag er slecht uit. Zijn neus was lichtelijk blauw en zijn ogen stonden waterig. Hij liep enigszins slingerend naast me terwijl hij zong: "Het feest kan beginnen, want wij zijn binnen," er aan toevoegend: "Ik mot pissen!" Hij liep naar een grote boom en deed zijn behoefte. Toen hij klaar was, zag ik dat zijn broekspijpen helemaal onder de spetters zaten en zijn schoenen waren nat. Gelukkig begon het keihard te regen, echt begrafenisweer dus, niemand merkte dat op.
Trouwens de mensen hadden het te druk in hun hoofd met de gedachte aan de erfenis. Ik mocht onder de paraplu van een of andere vage tante, die meteen de vraag op me afvuurde: "Van wie ben jij er ene?" terwijl ik oom Jan nog hoorde zingen: "We gaan nog niet naar huis, nog lange niet."
De stoet kwam aan bij de eindbestemming van oudtante Mien en we groepten zwijgend rond het graf. De dominee sprak over hel en verdoemenis en meteen nam de regen apocalyptische vormen aan, maar de dominee ging maar door met zijn donderpreek. Opzij van mij hoorde ik een kind tegen zijn moeder zeggen: "Wat doet die meneer daar nou?" Ik keek opzij maar kon niets vreemd ontdekken.
Eindelijk was de plechtigheid voorbij en de stoet toog opgelucht naar de aula. De lucht was weer opgeklaard, alsmede het humeur van de begrafenisstoet. In de aula was de catering royaal. Er was van alles te eten en te drinken, alleen de champagne ontbrak nog.
Waar zou oom Jan zijn, bedacht ik, want nu zou hij best wel wat kunnen zingen, maar ik zag hem nergens. Ik vroeg hier en daar waar oom Jan was, maar ze keken me aan of ze het in Keulen hoorden donderen. Het enige wat ik steeds hoorde was: "Van wie ben jij er ene?" Met oom Jan wilden ze niets te maken hebben, die was al jaren het zwarte schaap van de familie.
Ik charterde een paar potige achterneven en wij gingen op zoek naar oom Jan. Het was inmiddels al schemerig geworden en we zagen niets en hoorden niets. Nu waren we aangekomen bij het graf van oudtante Mien. De jongens lichtten ons bij met hun smartphones en ik dacht: "Toch wel een handig ding, vooral nu!" De maan liet zich even zien en ineens zag ik, links van mij, iets glinsteren.
Snel liepen we erheen en daar, in een vers gegraven kuil voor een ander, stond of hing oom Jan! Hij was er slecht aan toe. Zijn neus was nu paarsblauw en hij zag lijkwit. Om zijn pols zag ik een dure gouden Rolex. "Aha," dacht ik, "oom Jan heeft al geërfd!" en terecht, want oom Jan was de enige die zich om oudtante Mien had bekommerd. Hij stond tot zijn middel in het water en naast hem dreef een zilveren heupflacon. Leeg!
De alcohol was zijn redding. Ik hoorde hem alleen niet meer zingen.
Nelly Lausberg-van Os

YOU ARE READING
OzAffairs XXX
Short StoryPapendrecht, 26 juni 2016. De familie van Os organiseert regelmatig familiedagen. Het is de gewoonte dat ieder familielid een verhaal of gedicht voordraagt. De verhalen dragen het karakter van columns, veel jeugdherinneringen komen boven, maar boven...