Chapter 26

2K 119 1
                                    


Chapter 26

12 januarie 1826

"Aubrey?" Vroeg hij verwarrend. Hij zette nog een paar stappen richting Aubrey die hem nog steeds niet had opgemerkt. "Aubrey, wat doe je?"

Ze keek op, haar gezicht nat van de tranen. Haar haren plakkerig en haar ogen verward. Ze schoten alle kanten op alsof ze niet wisten waarnaar ze moesten kijken.

Voorzichtig pakte hij haar handen vast en sloot de zijne eromheen. "Aubrey, wat is er?" Hij voelde medelijden voor haar. Hij wist niet wat er in haar hoofd omging maar toch voelde hij het verdriet dat zij voelde. "Praat tegen me."

"Niks." Was alles wat ze zei. Ze zette een stap naar achter waardoor ze met haar rug tegen de muur stond. "Ga maar snel, voor je te laat komt."

Ondanks hij heel goed doorhad dat het niet goed met haar ging, knikte hij en verliet de hal van het kleine kerkje. Hij snapte niet wat hij deed, waarom liep hij weg? Hij zou nooit iemand huilend achter laten. Waarom huilde Aubrey eigenlijk? Was er iemand dood? Haar ouders hadden de wereld al verlaten en ze had geen broers of zussen. Tenminste niet dat hij wist. Hij kende haar slechts een jaar.

Hij liep de grote zaal in en zocht Luce die triest voor zich uitkeek. Ze waren tenslotte in een kerk voor de begrafenis begrafenis van haar broer.

Hij ging naast Luce zitten toen de dienst begon. De man begon te vertellen over de broer van Luce. Ryan had Nathaniël niet heel goed gekend. Hij had soms wel snelle blikken met hem gewist maar veel wist hij niet over de jongen. Hij had wel veel geruchten gehoord dat Nathaniël geen brave jongen was.

Luce had al een traan laten vallen. Gerustellend legde hij een hand op haar been en gaf er een kneepje in. Hij moest er zijn voor haar, vooral in deze moeilijke tijden.

"Dankje, Ryan." Fluisterde Luce zacht.

"Waarvoor?"

Ze draaide zich om en keek hem diep in de ogen, "Dat je er voor me bent."

Zwak glimlachte hij naar haar, "Ik ben er altijd voor je Luce." Dat meende hij, hij zou door het vuur gaan voor Luce. Zij betekende alles voor hem. Ze waren niet verlieft, tenminste hij niet, ze waren zielsverwanten. Samen konden ze alles aan. Hun vriendschap betekende alles voor hem. Dat kon en zou nooit veranderen.

Net toen hij haar in een omhelzing wou trekken begonnen de mensen achteraan de kerk te gillen. Dikke wolk pluimen omringden hem, hij kon plots geen hand voor ogen zien. Mensen gilden en schreeuwden. Ze stonden op en renden in het rond op zoek naar een uitgang maar die was er niet. Hij zag vaag hoe een oude vrouw op de grond viel. Snel haastte hij zich naar haar toe en hielp haar overeind.

"Ryan!" Riep Luce boven de mensen massa uit. Hij zag schemerig hoe ze zich door de paniekerige mensen massa heen wurmde.

Maar hij draaide zich om en rende naar de houten deur aan de zijkant. Er moest een uitgang zijn! Hoe konden deze deuren dicht zijn?

"Ryan!"

Weer negerde hij haar. Hij moest hun eruit halen. Hij moest Luce en iedereen in de kerk helpen. Maar hoe meer hij aan de deur rommelde, hoe meer rook hij binnen kreeg.

Toen sloeg ook de hitte neer op zijn gezicht. De vlammen omringde hem. Zijn ogen gleden over de kerk. Het paneel stond in brand, mensen lagen al stikkend op de grond. Sommige schreeuwden van de pijn omdat ze geraakt waren door de rondmaaiende vlammen.

Zijn longen begonnen te branden. Het deed zoveel pijn. Hij vocht tegen zijn tranen en hoestte de zuurstof op. Hij hapte naar adem, op zoek naar een beetje frisse lucht maar het enige wat hij binnen kreeg was rook.

Hij zakte door zijn knieeën. Was dit het dan? Zou hij sterven? Dit was niet de manier hoe hij wou sterven. Hij wou heldhaftig de wereld verlaten. Niet het zoveelste slachtoffer in een suffe brand.

De zwarte vlekken danste voor zijn ogen, speelde met zijn gezichtsveld. Hij probeerde ze weg te knipperen maar het hielp niet.

Zijn wereld viel uit één. Het brokkelde stukje bij beetje af alsof alles van zand was...

Clarice (book I)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu