Chapter 32

1.9K 117 6
                                    



Chapter 32





Ryan trekt hard aan mijn arm. De velle pijn schiet als een schietschijf door mijn arm. Een pijnlijk kreetje ontglipt mijn mond.

"Rustig aan, gast. Ze kan zelf ook wel lopen lijkt mij." Bemoeit Jack er zich mee. Hijzelf loopt aan de andere kant van Ryan waardoor ik hem niet kan zien.

Ryan trekt met een ruk mijn arm los alsof hij zich nu pas realiseert dat hij nog steeds mijn arm vast had. Pijnlijk wrijf ik eroverheen. Zijn vingerafdrukken staan er als tatoes op geprint. Die jongen is niet bewust van zijn eigen kracht.

Een gestalte met een zwarte leren jas stoot tegen me aan waardoor ik bijna mijn evenwicht verlies. Maar ik herstel me drastisch.

"Kijk uit waar je loopt!" Schreeuw ik de jongen achterna. Maar het enige wat ik opvang is een vage grijns voordat het gestalte om de hoek van een paar supermarktrekken verdwijnt.

Een behaaglijk gevoel verspreid zich in mijn buik. Er klopt iets niet.

Ryan draait zich om en blijft de naar de plek waar de jongen is verdwenen, staren. Wat is er vandaag toch met mensen die tegen me op botsen? Eerst die jongen Simon en nu dat vage figuur. Ik schud mijn hoofd. Gewoon niet over na denken.

"Zullen we gaan?" Vraag ik aan Ryan en pak zijn hand vast om hem mee te trekken naar de kassa. Ik schrik van deze plotselinge aanraking. Niet alleen omdat ik het gevoel krijg alsof ik in brand sta zodra mijn hand in aanraking komt met die van Ryan. Maar ook omdat ik nooit, nooit Ryan ooit vrijwillig zou aanraken. En ik ben niet de enige die verbaasd is. Ryans ogen verwijden zich en Jack kijkt me met open mond aan die langzaam veranderd in een vage grijns.

Uit reflex trek ik mijn hand terug. "Sorry" fluister ik beschaamd terwijl ik mijn hoofd warm voel worden. Ik krijg het alleen maar warmer als Ryan en Jack me aan blijven kijken. God, dit is zo ongemakkelijk.

Uiteindelijk is het Jack die de gespannen stilte weer vertsoord. "Zullen we gaan? Ik ben uitgehongerd, ik ben toe aan een flinke zak bloed." Bij die woorden slaat hij grechtig zijn handen tegen elkaar.

"Jack heeft gelijk. Laten we gaan." Zegt Ryan. Hij loopt de supermarkt uit. De donkere nacht in die ons tegemoet wacht.

Jack fronst, "Dat is geen verrassing, ik heb altijd gelijk." Mompelt hij in zichzelf. Ook hij loopt Ryan achterna.

Zodra ik door de deur loop, waait de koele avondlucht door mijn haren. De koude rillingen glijden als ijsblokjes over mijn rug. Hoe kan het opeens zo koud worden als het in de middag nog makkelijk 30 graden was?

Zwijgend lopen we naast elkaar. Niemand heeft wat te vertellen. De schaduwen besluipen ons vanuit de donkere straten terwijl de straatlantarens gelige strepen maken op de versleten stoep. Het is zo stil. Zo stil dat ik mezelf kan horen ademhalen en mijn hard kan horen kloppen in mijn borstkas.

We lopen in een verlaten steeg. Ik zou bang moeten zijn. Er zijn bloeddorstige wezens op zoek naar mijn bloed en ik loop hier in een verlaten steeg waar niemand me zou horen en het gevaar van alle kanten zou kunnen komen. Maar ik ben niet bang. Ik loop naast Ryan en op een vreemde manier ga ik ervan uit dat hij me beschermt.

Plots blijft Ryan stil staan. Zijn ogen schieten schichtig over de muren van de donkere steeg. Zijn ademhaling versnelt en zijn gezicht begint een beetje te zweten.

"Wat is er?" Jack gaat voor zijn vriend staan.

Ryan tilt heel voorzichtig zijn arm omhoog. "Ik hoorde iets."

En dan hoor ik het ook. Voetstappen. Zachte kleine trippelende stapjes naderen ons. Ze galmen door de steeg en worden steeds luider tot het niet langer vage geluiden zijn.

Ryan en Jack kijken elkaar aan en even lijkt het alsof ze in hun hoofden een gesprek aan het voeren zijn.

Voor ik met mijn ogen kan knipperen springt er een gestalte van de daken recht voor onze neus. Het is het gestalte met de zwarte leren jas. Zijn smaragden ogen boren zich als pijlen in mijn lichaam en ik durf niet meer te bewegen.

Het gestalte opent zijn mond en twee vlijmscherpe hoektanden komen tevoorschijn. Alleen de tanden zijn niet van een vampier. Ze zijn te stomp en te groot. De ogen van de jongeman zijn niet zwart, zoals die van gewone vampiers horen te worden. Ze veranderen langzaam, van smaragd groen naar goud geel. Zoals die van Tyler werden.

"Hybride." Fluistert Jack vol afschuw. Voor een tijdje blijven de drie wezens elkaar aanstaren zonder dat iemand wat doet. Ik daarentegen sta verlamd van angst toe te kijken hoe het gestalte steeds dichter en dichterbij komt.

En dan, in een flits, schieten de drie wezens naar elkaar toe en smijten elkaar alle kanten op. Jack wordt tegen de muur gesmeten en zakt in elkaar. Ryan staat gelijk weer op en waagt nog een poging. En nog één. Steeds komt Ryan dichterbij en draait het hoofd van de hybride om maar op een walgelijke manier draait het terug.

De hybride heeft Ryan overmeesterd.

Je moet wat doen Clarice. Wees niet zo'n watje. Doe wat!

Ik pak een plank van de vloer en loop naar de hybride toe die druk bezig is Ryan tegen de grond te houden. Mijn handen trillen en ik voel het vochtige hout tegen mijn handpalmen drukken. De tranen vertroebelen bijna mijn gezicht maar ik zet door. Nog drie stappen ik sta achter de hybride.

En dan, net als ik de plank tegen zijn hoofd wil meppen. Drukt de hybride zijn tanden in de arm van Ryan. Een ijselijke kreet vol pijn vult de steeg. Het galmt. Ryan's pijnkreten zijn vreselijk te horen. Je kan bijna zijn pijn door zijn schreeuw heen horen.

Mijn kreet van strijdlust mengt zich met de kreet van Ryan en met een enorme kracht steek ik de plank in de rug van de hybride. De geur van vlees drinkt mijn neus binnen, even snel als de grote rode vlek met een uitstekende plank in de hybride's rug mijn aandacht trekt.

Geschrokken sla ik mijn handen voor mijn mond terwijl de snikken mijn gillen wegnemen.

Clarice (book I)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu