Hoofdstuk 1: mijn schuld

1.5K 66 15
                                    

Hoofdstuk 1

Het was donker in de gang. De fakkels waren gedoofd en het zou nog uren duren voordat de wacht zou komen om ze te vervangen.

Ik liep de welbekende route en al snel stond ik voor de grote, zware deur. Een wacht zat op een kruk naast de deur en zoals gewoonlijk was hij ingedommeld.

Uit ervaring wist ik dat hij wel even onder zeil zou zijn, dus ik liep op hem af en nam snel de sleutel van zijn sleutelring af.

De grote sleutel voelde zwaar in mijn handen, maar door het vake gebruiken voelde het aardig vertrouwd. Ik was hier al zo vaak geweest, ik kon alles bijna dromen.

De grote sleutel draaide ik om, zij het met enige moeite, en de deur ging met een zware klik van het slot.

Niet voor de eerste keer verwonderde ik me over het feit dat niemand de deur hoorde terwijl hij van het slot sprong of terwijl ik hem opentrok.  Je zou toch verwachten dat mensen zulk hels kabaal wel zouden horen, maar nee. Zelfs de wacht, die er vlak naast zat, hoorde het niet. Hij sliep prinsheerlijk door.

De deur leidde naar een trap, en na even zoeken had ik de eerste trede en de leuning gevonden. In het donker klom ik de trap af, stapje voor stapje, trede voor trede.

Eenmaal beneden was er maar een enkel lichtje om de hele ruimte te verlichten. Het was niet veel, maar het was genoeg om de donkere gestalte achter de tralies te zien liggen.

Ik ging op het bankje zitten, op een plek waar ik vanaf een perfect uitzicht had op de gevangene, en daar bleef ik roerloos zitten.

Ik wist niet hoe lang ik daar al zat toen ik merkte dat ik weg aan het vallen was. Ik opende mijn ogen en ik wilde opstaan om de ruimte weer te verlaten, maar het lukte niet. Het leek wel alsof ik vastgebonden was.

Ik probeerde me los te worstelen en tijdens mijn poging om vrij te komen keek ik in de richting van de donkere gestalte die Marcus was. Hij was er niet.

Het voelde alsof een koude hand mijn hart te pakken kreeg en uit alle macht probeerde ik vrij te komen, maar het lukte me niet.

Uit het niets sloten twee handen zich om mijn hals. Een schor gekakel galmde door mijn hoofd. ‘Het is nog niet voorbij, Allison. Bij lange na nog niet,’

Met een schok werd ik wakker. Het duurde even voordat ik doorhad waar ik was, iets wat wel vaker gebeurde de laatste tijd. Toen ik het bosje veldbloemen in de vensterbank zag staan kalmeerde ik een beetje.

Ik was thuis, bij Will. Alles was goed, ik was veilig hier. Er was niemand anders.

Omdat ik wist dat er van slapen toch niet veel meer zou komen zwaaide ik mijn benen over de rand van mijn bed en stond ik op. Ik pakte de dekens, die dankzij mijn gewoel op de grond waren gevallen, en legde ze weer op mijn bed.

Ik deed de deur zo zacht als ik kon open, en even zacht sloot ik hem ook weer. Ik liep naar de stoel voor de haard en liet me er dankbaar invallen.

Starend naar de gloeiende kooltjes dacht ik na over de droom die ik net had gehad. Marcus was een van de vele dingen die me al nachten lang uit mijn slaap hield.

In de afgelopen weken was het leven gewoon doorgegaan. Al snel wist iedereen wat er met mijn familie was gebeurd en er werd hevig geroddeld in het begin, maar het spannende was er snel af en na niet al te lang stopten de geruchten compleet. Dat gaf mij tijd om hun dood goed te verwerken. Tenminste, dat was de bedoeling.

Voor buitenstaanders deed ik erg mijn best om normaal over te komen. Een vriendelijke glimlach hier, een knikje daar. Maar zodra de mensen weg waren wilde ik niks anders dan me zo klein mogelijk maken en verdwijnen.

Nog lang niet de leraar (Boek 2)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu