Hoofdstuk 11: koorts

697 59 10
                                    

Hoofdstuk 11

Toen Will weer was bijgekomen voelde hij vooral pijn. Pijn in zijn hoofd, pijn bij zijn hals, pijn rond zijn oog. Hij voelde zelfs pijn op de plekken waar zijn handen en voeten aan de stoel gebonden waren geweest.

Hij wilde overeind komen maar Halt, die aan kwam lopen en zodra hij zag dat Will wakker was een sprintje had getrokken, duwde hem terug. Will merkte dat zijn hoofd op zijn opgevouwen mantel lag, en het geïmproviseerde kussen voelde best fijn.

‘Huntar is gevaarlijk,’ mompelde Will. Zijn gedachten waren een grote brei van van alles en nog wat, en het voelde alsof tussen iedere gedachte een dikke laag mist zat. Hij knipperde een paar keer met zijn ogen om die weg te krijgen, maar het lukte niet.

‘Dat weet ik,’ antwoordde Halt. De toon waarop hij het zei was een aangename, kalmerende toon, en Will was meteen iets meer op zijn gemak.

Halt voelde even aan Will’s voorhoofd. Het was gloeiend heet en geschrokken trok hij zijn hand terug. Toen hij een tijdje geleden was weggegaan om water en een stuk stof te halen om op het voorhoofd van zijn vroegere leerling te leggen was de koorts bij lange na niet zo erg geweest.

‘Dit is niet goed, Halt, absoluut niet goed,’ mompelde Will. Halt had het gevoel dat de jongen zelf niet helemaal doorhad wat hij zei en Halt maakte zich zorgen.

Hij doopte de stof in het water en wrong het uit toen hij het er weer uithaalde. Langzaam en met een vaste hand legde hij de koude stof op Will’s voorhoofd, en die slaakte meteen een zucht van verlichting voordat hij zijn ogen weer sloot.

Halt bleef naar de jongen zitten kijken. Hij was buiten westen geweest sinds hij in elkaar was geslagen, ongeveer een dag geleden. Halt wist het fijne niet van wat er zoal was gebeurd, maar hij wist wel dat ook hij nu streng in de gaten werd gehouden.

Will’s wonden bleken niet al te ernstig te zijn en ze waren nu al weer aan het helen. De enige wond die wel ernstig bleek was rond Will’s linkerslaap, de plek waar hij waarschijnlijk hard tegen zijn hoofd was geslagen.

Halt kon duidelijk de afdruk van het voorwerp waarmee Will was geslagen zien, en de wond lag open. Het rode vlees was gaan bloeden maar niet hevig genoeg dat Will er iets van had gemerkt. De staat waarin de jongen verkeerde baarde Halt zorgen.

Hij wist dat mensen soms raar gingen doen als ze een harde klap op hun hoofd hadden gehad. Meestal was dit iets tijdelijks, maar in een paar gevallen was het permanent. Hij had er vaak genoeg van gehoord en over gelezen om te weten dat Will precies alle symptomen van permanente beschadiging vertoonde.

‘Hoe gaat het met hem?’

De stem behoorde een jongen toe en Halt herkende hem al snel als Thomas. De volledige bemanning, behalve Thomas, had de Jagers gemeden en hadden enkel wat blikken op hen geworpen. Ook werd er naar Huntar gekeken, maar eigenlijk was niemand verrast dat hij tot zoiets in staat was.

‘Hij was net even wakker maar hij was er niet bij. Hij wist duidelijk niet wat hij aan het zeggen was en voor ik het wist zakte hij weer weg. De koorts is ook veel erger dan net.’

Thomas knikte terwijl hij naast Halt kwam zitten. Hij had medelijden gehad met de oude Grijze Jager en zijn metgezel en dus had hij de taak van eten brengen op zich genomen. Zijn crewleden hadden hier geen probleem mee en waren stiekem zelfs blij dat ze dat zelf niet hoefden te doen. Als Huntar boos was wilde je liever niet bij zijn slachtoffer in de buurt komen.

Zwijgend keken de twee mannen naar de gewonde Will. Die leek last te krijgen van de koorts want hij begon onrustig heen en weer te draaien.

‘Thomas, tussen mijn spullen zit een EHBO koffer. Kun je me die alsjeblieft aangeven?’ vroeg Halt. Het feit dat Halt alsjeblieft had gezegd zorgde ervoor dat Thomas snel opstond om de koffer te pakken. Hij had de oudere man in de afgelopen dagen dat woord nog geen een keer horen uitspreken.

Nog lang niet de leraar (Boek 2)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu