Hoofdstuk 3: afscheid

794 55 11
                                    

Hoofdstuk 3

Will en ik zaten te eten. We hadden een soort stoofpot of zo, ik had niet helemaal door wat het was, en het was op zich best lekker. Nadat ik Will dat had verteld, was het gesprek echter compleet stilgevallen.

‘Dus, wanneer gaan we naar Skandia?’

Mijn vraag kwam zo onverwachts dat Will zich verslikte in zijn eten en hij zwaar begon te hoesten. Ik sprong al op om hem te helpen, niet dat ik echt wist hoe dat moest maar ik voelde alsof het me verplicht was hem te helpen omdat hij nu dankzij mij zat te stikken. Hij gebaarde echter met een hand dat ik moest blijven zitten, zijn andere hand voor zijn kuchende mond, dus zonder te protesteren deed ik dat.

‘Gaat het?’ vroeg ik aan Will toen hij eindelijk op was gehouden met hoesten. Even was ik bang geweest dat er iets helemaal mis aan het gaan was, maar blijkbaar niet omdat Will me als antwoord snel toeknikte.

‘Hoe bedoel je, naar Skandia?’ vroeg hij verward. Ik wist echter dat hij niet echt verward was, maar dat liet ik maar even niet merken.

‘Iemand moet het verdrag ondertekenen en dat moet snel, want het schip ligt al te wachten in de haven. Arnaut en Cassandra zullen niet gaan met Cassandra’s situatie, en koning Duncan kan niet weg.  Dan blijven de Grijze Jagers over, en jij en Halt hebben de beste band met de Skandiërs. Aangezien er in dat verdrag staat dat twee Grijze Jagers moeten tekenen zullen Halt en jij allebei moeten gaan, en aangezien ik er niet vanuit ga dat je me hier alleen laat, ga ik ook mee,’ redeneerde ik.

‘Hoe weet jij wat er in het verdrag staat?’ vroeg Will, zijn ogen tot spleetjes trekkend. Mijn ogen werden groot terwijl ik nadacht over een geloofwaardige verklaring. Die was er echter niet. Will had me te pakken.

‘Okay, dat wist ik niet. Ik hoorde jou en Halt er een paar dagen geleden over praten en nu wil ik weten wanneer we gaan,’ gaf ik toe.

‘Met horen praten bedoel je dus dat je ons hebt staan afluisteren,’ zei Will. Het was geen vraag, het was een constatering. Ik kon zijn ongelijk niet bewijzen.

‘Dan weet je dus ook dat het schip met de Skandiërs al in de haven licht,’ zei Will. Ik knikte dat ik dat wist en Will knikte bedachtzaam terug.

‘Het andere schip is er ook en hun brief is afgeleverd, dus ook zij zijn klaar om te gaan,’ vertelde Will. Ik wachtte op het moment dat hij zou zeggen dat er iets aan de hand was, dat er een reden was dat we nog hier waren, maar die was er niet.

‘Waar wachten we dan nog op? Kom op zeg!’

***

‘Pas je wel op in Skandia, Will?’ ‘Wat kan er nou gebeuren, Alyss?’  ‘Best wel veel, eigenlijk. Er kan iets volledig mis gaan met de boot, of er kunnen problemen zijn in Skandia of…’

De manier waarop Will naar haar keek was genoeg voor Alyss om te begrijpen dat ze rare dingen aan het zeggen was. Zij wilde echter alleen maar dat haar Will ongedeerd terug zou komen, en het idee dat hij weer naar het buitenland zou gaan stond haar helemaal niet aan.

Alsof hij haar gedachten kon lezen nam hij haar gezicht in twee handen en keek haar indringend aan. ‘Alyss, ik zal echt wel oppassen en er zal niets met me gebeuren. Je kent me toch?’

‘Maar al te goed,’ mompelde Alyss, waarmee ze doelde op de keren dat Will precies hetzelfde had gezegd en toen toch in de penarie was geraakt. Will besloot wijselijk te zwijgen en drukte in plaats van te praten een kus op haar mond.

Ik stond een paar meter verderop naar het afscheid van Halt en Pauline te kijken. Ook zij leken in een gesprek verwikkeld over de gevaren van de reis, en net als Will Alyss had duidelijk gemaakt, was Halt Pauline ervan aan het overtuigen dat er niets mis zou gaan.

Nog lang niet de leraar (Boek 2)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu