Hoofdstuk 8: plan om middernacht

699 48 15
                                    

Hoofdstuk 8

De dagen gingen snel en het duurde niet lang voordat Halt weer de oude leek te zijn. Hij had zich blijkbaar over zijn eerdere irritaties heen gezet want hij deed gewoon weer normaal tegen Will. Hij was al genoeg gestraft door het missen van zijn leerling, vond Halt.

Een paar dagen na vertrek gebeurde er opeens van alles op het schip. Mensen begonnen door elkaar heen te roepen en de Grijze Jagers snapten absoluut niet wat er aan de hand was.

Een Skandiër kwam langs rennen en Will stopte hem. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg hij. ‘Er is een schip in zicht!’ antwoordde het bemanningslid. Daarna stormde hij weer weg, klaar om iemand anders te helpen.

Will keek Halt even aan, en in zijn ogen las hij dezelfde twijfel die hij voelde. Het kon natuurlijk de Reiger zijn met Allison erop, maar het was ook heel goed mogelijk dat het een totaal ander schip was. Het zou zelfs een vijandig schip kunnen zijn.

Halt besloot dat hij geen zin had om te wachten op een mogelijke vijand en hij stond op van het houten krat waar hij op had gezeten. Hij zag dat Will wilde gaan vragen waar hij heenging, dus hij antwoordde al voordat de vraag kwam.

‘Ik ga even aan de kapitein hier vragen wat er nou aan de hand is,’ zei hij. Will knikte dat hij het begreep en focuste zich al snel weer op hele andere dingen.

Halt liep naar de andere kant van de boot, iets wat best ver was aangezien zij in de boeg gezeten hadden, en hij liep recht op het roer met de kapitein af.

De kapitein, Huntar heette hij, was volgens Halt maar een rare man. De bemanning leek respect voor hem te hebben, maar of het oprecht of afgedwongen was wist Halt niet helemaal zeker. Ook wist hij door het verschil in kwaliteit van kleding niet of de buitverdeling er wel helemaal eerlijk aan toe ging op het schip.

‘Kapitein, wat is er aan de hand?’ vroeg hij toen hij binnen gehoorsafstand was gekomen. Huntar keek op van de kaart die hij naast zich had liggen en keek Halt even aan.

‘Skirl,’ verbeterde hij de Grijze Jager. Halt zuchtte, zoals hij wel vaker moest sinds hij weer met de Skandiërs had opgetrokken, en vroeg hij: ‘Skirl,wat is er aan de hand?’

‘Wat leuk dat je dat vraagt,’ zei de Skirl, geen spier vertrekkend in zijn gezicht. Het deed Halt heel erg denken aan een masker en hij vond het maar raar.

‘Het ziet er naar uit dat er een schip in zicht is, en ook al hebben we er nog geen goed beeld van kunnen krijgen, het is veilig om aan te nemen dat het de Reiger is. Want, zeg nou zelf, welk ander schip heeft driehoekige zeilen?’

Huntar verwachtte duidelijk geen antwoord omdat hij zich meteen weer stortte op zijn kaart, en voor hem was het gesprek klaar.

Halt begreep de hint en liep weer terug naar Will om hem te vertellen wat hij te weten was gekomen. Terwijl hij daar heen ging hoorde hij echter iets.

‘Middernacht,’ werd er gefluisterd. ‘Ik zal er zijn.’

Halt begreep niet helemaal waar dit over ging maar het was duidelijk dat het iets was wat hij niet had mogen horen. Des te meer reden om om middernacht eens eventjes te gaan luisteren.

***

‘Het plan gaat goed, mannen,’ begon iemand de vergadering. Halt wist niet wie hij was. Hij kende

maar van een van de mannen hun naam en dat was de jongste. Hij was een jaar of achttien, negentien, en Will had verteld dat dit Thomas was, een voormalige slaaf en nu een bemanningslid van Huntar’s schip, de Wolfschicht.

Halt zat verstopt in het ruim tussen de houten kratten en extra touwen. Het was erg donker in het ruim en de ruimte werd verlicht door een enkele op een krat geplaatste kaars. De krat stond in het midden en deed dienst als tafel.

Nog lang niet de leraar (Boek 2)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu