hoofdstuk 20: de mantel

485 46 16
                                    

Hoofdstuk 20

Halt had geen idee waar hij was. Het feit dat hij een blinddoek omhad hielp niet bepaald.

‘Luister nou naar ons,’ hoorde hij Will zeggen. ‘We zijn bekenden van Erak. Haal hem er maar bij, dan kunnen jullie zien dat het allemaal een misverstand is!’ Hij werd totaal genegeerd, en Halt had een wenkbrauw opgetrokken als de blinddoek dat had toegestaan. Deze mensen zouden toch wel moeten weten wie zij waren? Erak kennende had hij bijna letterlijk van de daken geschreeuwd dat zijn Aralueense vrienden zouden komen. Het feit dat deze mannen niet leken te weten wat ze daar kwamen doen verontrustte hem.

‘Jullie moeten begrijpen dat wij de Grijze Jagers zijn, uit Araluen, die…’ ‘Leugenaar. Mond dicht.’ Nu was Halt definitief verontrust. ‘Hoe bedoelt u, leugenaar?’ Hij kon Will’s verontwaardigde gezicht bijna zien en hij wenste meer dan ooit dat de jongen eens zijn mond zou kunnen houden. ‘Wij zijn gasten van Oberjarl Erak! Halt en Will…’ ‘Verdrag?’  ‘Ja, die ja!’ ‘Dat veranderd de zaak.’

Will haalde opgelucht adem, maar Halt vertrouwde het niet. Zijn vermoedens werden bevestigd toen hij hardhandig naar zijn knieën geduwd werd en zijn blinddoek werd afgerukt. Aan het verraste kreetje naast hem kon hij afleiden dat Will dit ook niet verwacht had. Halt knipperde een paar keer goed met zijn ogen. Door het duister van de blinddoek was hij volledig gedesoriënteerd en het duurde even voordat hij weer normaal kon zien.

Hij keek Will aan en die keek even verward terug als hij zich voelde. Niet dat hij dit ooit toe zou geven, natuurlijk. De jongere jager deed zijn mond open om iets te zeggen, maar de bewaker smoorde het in de kiem door opeens weg te lopen. Hij verdween door een deur in de muur waar zij voor stonden en het duurde niet lang voordat hij weer naar buiten kwam. Een andere deur ging open en Halt zag hoe een groep mensen voorzichtig de ruimte in schuifelde.

Terwijl Halt erachter probeerde te komen wie deze mensen konden zijn viel hem pas op waar Will en hij beland waren. Het was overduidelijk de grote hal waar vanuit Erak alle beslissingen nam. Waar de grote Skandiër in kwestie was, echter, was een raadsel.

‘Zijn jullie geslaagd in jullie missie?’

Een zware stem galmde door de ruimte en het duurde niet lang voordat Halt doorhad dat de spreker op de omgekeerde stoel helemaal achter in de ruimte moest zitten. Hij had het gevoel dat hij de mannenstem ergens van herkende, maar hoe hij het ook wendde of keerde, hij kon er maar niet opkomen.

Een van de leden van de groep, Halt herkende ze nu als een deel van de bemanning van de Wolfschicht, deed een stap naar voren. Het was duidelijk de leider van de groep, waar Halt uit opmaakte dat het Jörgen moest zijn. Thomas kon hij niet ontdekken.

‘Heer,’ zei hij voordat hij op een knie zakte. ‘Het is een eer om hier in uw aanwezigheid te mogen zijn en…’ ‘Sta op, dwaas!’ Het commando werd bijna geschreeuwd en Jörgen wist niet hoe snel hij op moest staan. Toen hij eenmaal weer op twee voeten stond begon de man in de stoel met de rug naar Will en Halt te spreken. ‘Het is een simpele vraag. Zijn jullie geslaagd in jullie missie?’

Even was het stil. Het was te zien dat Jörgen voorzichtig zijn volgende woorden koos, en Halt kon het hem niet kwalijk nemen. De stem gaf hem een onbehaaglijk gevoel en weer kon hij niet bedenken wie de eigenaar kon zijn.

‘Nog niet,’ zei de Gallische Skandiër voorzichtig. Verkeurde woorden.

‘Wat?’ bulderde de man door de ruimte. Een dienstmeisje, duidelijk een slaaf, die net naar binnen was gekomen om drinken te verzorgen liet geschrokken een karaf vallen. Het glas brak in duizenden kleine stukjes en de drank sijpelde weg tussen de randen en voegen in de vloer. Zonde reen woord te zeggen maakte ze rechtsomkeert.

Nog lang niet de leraar (Boek 2)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu