Hoofdstuk 13

42 4 52
                                    

POV Venice

Op dat moment realiseerde ik me dat de enige plek waar ik nog niet was geweest, de psychiatrische praktijk van Olivers vader was. Razendsnel begaf ik me naar de tuin en graaide de sleutel van het haakje bij de achterdeur. Met trillende handen opende ik de deur en liep door de smalle gang, die naar de centrale hal leidde. Diverse stemmen en geluiden drongen mijn weerwolfgehoor binnen en doodstil sloop ik door het gebouwtje. Mijn hand lag op het mes aan mijn riem en mijn hart bonsde in mijn keel. In de hal stond een klein gangkastje, waar ik direct achter dook toen ik de donkere gedaantes in de kamer in de gaten kreeg. Vanuit gehurkte positie kon ik precies zien wat er allemaal gebeurde. De voorste gestalte zou ik uit duizenden herkennen, zelfs al had hij een gigantische sabel in elke hand en leek hij in niets op de stille jongen waar ik altijd naast had gezeten in de les. Ondanks zijn zelfverzekerde uitstraling leek hij nietig tegen de enorme zwarte gedaante van een demon. Het wezen was meer dan vijf meter lang en bestond uit slierten rook die door elkaar heen wervelden en verschillende vormen aannamen. In het midden waren twee gouden puntjes te zien, die hoogstwaarschijnlijk de ogen moesten voorstellen. De demon verspreidde een kilte die over mijn ruggengraat trok en me tot in het diepste puntje van mijn botten deed huiveren.

"Wie waagt het mij uit mijn slaap te halen?" De stem leek uit het niets te komen, maar galmde wel door de hele kamer. Het had een sisklank, als een uitdovend vuur. Pas op dat moment realiseerde ik me dat op de vloer een pentagram in een cirkel getekend stond met in elke punt een duivels teken. Op het kastje waar ik achter verscholen zat lag een groot boek, dat ik herkende als het enige boek dat Felix ooit gelezen had. Ik durfde het risico niet te nemen om het boek te pakken, uit angst dat de demon mij zou opmerken. Huiverend bleef ik vanachter het kastje alles bekijken.

Oliver bukte en stak met snel een van zijn sabels in een schede op zijn rug, om met zijn vrije hand een kaars aan te kunnen steken die bij zijn voeten stond. Het vlammetje flakkerde blauw op en hulde de hele kamer in een helder licht. "Servis me. Iubeo te in orbe manēre." Jij dient mij. Ik beveel je in de cirkel te blijven.

De demon siste grauwend naar Oliver, alsof hij iets had gezegd dat hem pijn deed. Maar toen Oliver de woorden herhaalde, boog de demon nederig zijn hoofd en antwoordde in het Latijn met slechts twee woorden. "Ave, domine." Gegroet, meester.

Ik kon niet anders dan bewondering hebben voor Olivers lef en zijn kennis van het oproepen van demonen. Zelfs Felix zou het niet zo goed doen, en die had een of andere magische gave. Vol van trots omdat Oliver mijn beste vriend was – oké met de nadruk op wás, maar hé, misschien konden we het nog goedmaken – keek ik weer naar het schouwspel voor me. De demon worstelde tegen de ketens in de magische cirkel die hem gevangenhielden en bekeek Oliver met onverholen haat, glinsterend in zijn gouden vuurogen. "Wat wilt u weten, jonge meester?"

Oliver hief zijn hoofd en maakte de cirkelketens nog iets strakker, zodat de demon woedend tegenspartelde. "Ik wil weten waar de mijn ouders en die van mijn vrienden zijn."

Een eindeloze seconde lang bleef het doodstil. Toen barstte de demon uit in een geluid dat waarschijnlijk een lach moest voorstellen. "Wilt u beweren dat u mij wakker heeft gemaakt voor de vraag waar je ouders zijn? Schattig, hoor, de meeste mensen zijn niet zo nobel, die vragen alleen maar meer macht voor zichzelf. Maar ik moet je helaas teleurstellen; ik heb je mammie niet."

Oliver bewoog zijn hand waar de kaars in zat met een snelheid die ik nog niet eerder bij hem had gezien. Het blauwe vlammetje kwam vlakbij de cirkel en de demon drukte zich bang naar de achterkant. "Doe me geen pijn." Voor het eerst klonk hij oprecht bang en ik probeerde in mijn geheugen op te slaan dat sommige demonen klaarblijkelijk niet tegen vuur konden.

"Vertel me dan de waarheid," snauwde Oliver.

Als demonen konden glimlachen, wist ik zeker dat deze hier dat nu gedaan zou hebben. "Ik lieg niet tegen u, meester. Wij demonen hebben die smerige moeder van je niet."

De MoordenaarsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu