Hoofdstuk 8

34 4 94
                                    

POV Felix
De beklemmende sfeer in de Koepel was me teveel geworden. Na dat briefje van onze ouders, werd iedereen akelig stil. Er hing echt een grafstemming, alsof ze nu al ten dode opgeschreven waren. Bijna alle meisjes zaten inmiddels te huilen, en als ik me niet vergiste, zag ik Ashton en Oliver ook wat traantjes wegvegen. Ik zal niet ontkennen dat het erg verleidelijk was om gewoon op de grond te gaan zitten en te schreeuwen, maar ik wist iets dat de rest niet wist. Daarom kon ik de hoop niet opgeven. Ik balde mijn vuisten en voelde hoe de nagels halve maantjes in mijn handpalm vormden. Mijn voetstappen - ritmisch tikkend op de traptreden – waren het enige geluid in de doodse stilte. Zodra ik buiten was ademde ik de frisse boslucht in. Leunend tegen de restanten van de deur viste ik mijn Samsung S7 uit mijn zak. Ik had het ding nog geen week, maar was er al in geslaagd om een gigantische barst in het scherm te maken. De scheur verpestte selfie van Ashton en mij, toen we hadden gespijbeld van school en bij de Burgerking een voedselgevecht hielden, en die wij allebei als achtergrond van onze telefoon hadden ingesteld. Het glas lag aan diggelen en sneed in mijn vinger toen ik WhatsApp opende. Het groene icoontje met de telefoon leek nu vijandiger dan ooit. Ik scrolde door mijn contacten tot ik bij de profielfoto van een meisje kwam. Ze had lang en donker haar, dat strak naar achteren was gebonden en lange wimpers, die als gordijnen voor haar donkerblauwe ogen hingen. Op de foto droeg ze een strak topje en hield ze in beide handen een glinsterend zwaard. De naam Clara, gevolgd door een paar hartjes verscheen groot in beeld toen ik op het plaatje drukte. Zo goed als mogelijk was op mijn verwoeste scherm typte ik een berichtje en drukte op verzenden. Al binnen enkele seconden kreeg ik een antwoord terug. Tevreden borg ik mijn telefoon weer op en besloot weer naar binnen te gaan.

Deze keer sloop ik geluidloos langs de woonkamer, waar de rest nu op gedempte toon een gesprek voerde. Ik hoopte dat hun bovennatuurlijke zintuigen nog niet zo ver ontwikkeld zouden zijn dat ze mij hoorden lopen. Het leek dat het geluk deze keer aan mijn kant stond en opgelucht bereikte ik mijn slaapkamer. Ik woelde door de stapel kleren in mijn kast. Ik was ontzettend lui en had dus nooit de moeite genomen om mijn kleren netjes op te vouwen, dus nu lag het in een slordige hoop op de planken van mijn kast. Ik plukte mijn zwarte leren jas uit de zooi en trok hem aan. In de rechterzak voelde ik het vertrouwde gewicht van mijn Zwitserse zakmes, dat ik op mijn zestiende verjaardag gekregen had van mijn vader. Ik aarzelde even, maar greep toen een pen uit het pennenbakje op Madelyne's bureau. Het ding was knalroze, met een ontploft verendotje aan de bovenkant. Walgend klikte ik het verschrikkelijke ding open en schreef snel een kort berichtje op een groene post-it, die ik op de binnenkant van de deur plakte. Daarna sloop ik de gang door en stond stil voor de muur, waar ik mijn hand op legde. Ik was dankbaar voor de vele jaren Latijn, die ik gevolgd had op school. "Apertus," fluisterde ik zacht. Met mijn vinger tekende ik een ingewikkeld symbool op de muur, dat bestond uit vele krullen en lijnen – ja, het had inderdaad veel moeite gekost dat uit mijn hoofd te leren -. Voor een paar seconden werd de wand doorzichtig, alsof je door een muur van water heen keek. Die korte tijd was net genoeg voor mij op door de muur te stappen. De bakstenen keerden weer terug achter me en ik slikte nerveus. Er was nu geen weg meer terug.

Op de tast haalde ik mijn hand over de muur tot ik een kleine nis vond, met daarin een gedoofde fakkel. Opgelucht ademde ik uit en met een hand greep ik de fakkel, terwijl ik met de andere een driehoek in de lucht tekende. "Ignis," fluisterde ik en de fakkel ontvlamde met een luid geknetter. De kamer waar ik me nu in bevond, werd in een fel oranje licht gehuld. Een gigantisch arsenaal aan verschillende wapens werd onthuld. Een wand hing vol met bogen, van een klein gebogen recurveboogje tot aan een gigantische handboog van meer dan twee meter lang. Er hingen ook een paar kruisbogen, alhoewel een stuk minder dan handbogen. Pijlen in alle soorten en maten hingen aan het plafond. Een andere wand hing vol met zwaarden en dolken. Bovenaan hingen de duurste, waar kostbare edelstenen in het gevest verwerkt waren. Onderaan hingen de simpelste, en daar pakte ik er twee van. Ze waren lang en gemaakt van een speciaal soort metaal dat niet schadelijk was voor weerwolven. In de knop zat een simpel kristal verwerkt, waar dunne slierten metaal om heen gekruld zaten, die langs het gevest omhoog liepen en versmolten waren in het lemmet. Bijpassende schedes kon ik niet vinden, en dus stak ik ze maar achter mijn riem. Overal op mijn lichaam verborg ik messen, en ik kon het niet laten om ook nog een paar chakrams – werpsterren – aan mijn riem te hangen. De afgelopen weken had ik zitten oefenen op het gooien daarmee, aangezien mijn vader me al op jonge leeftijd had leren omgaan met een zwaard en messen. Uiteindelijk wendde ik me zwaarbewapend naar de laatst overgebleven wand, waar een rechthoekige spiegel aan hing. Ik vermoedde dat hij meer dan twee meter hoog was, en zo breed dat zelfs een persoon van tweehonderd kilo zichzelf er nog in zou kunnen bekijken. Ik legde mijn hand op de poort, die begon te pulseren onder mijn aanraking. Slierten magie in miljoenen kleuren wervelden rond op het oppervlak van de poort. Mijn vinger maakte het symbool voor open en nog een paar andere tekens. Toen deed ik een stap naar achteren en herhaalde de woorden die mijn vader me ooit geleerd had. De poort ging met een verblindend licht open en met de zwaarden in mijn handen sprong ik erdoorheen.

De MoordenaarsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu