P R O L O O G

467 6 4
                                    

Ryan

Zwoegend droeg ik de laatste krat met appels van de paardenkar. Het was een behoorlijk warme dag. Iets dat je maar zelden meemaakte hier. Morgen werd ik 18, de dag dat ik eindelijk volwassen werd. Dat betekende ook dat het al tien jaar geleden was sinds ik werd opgevangen door een pleeggezin, nadat ik gevonden werd aan de rand van het woud.

Mijn pleegouders konden zelf geen kinderen krijgen. Ik geloof dat ze mij daarom graag onderdak wilden bieden, ook al waren ze zich ervan bewust dat ik niet volledig normaal was. Ik was namelijk een weerwolf en mijn oren waren maar moeilijk te verstoppen. Mijn ouders gaven me altijd een muts mee, zodat niemand ze zou opmerken. Niet veel mensen wisten van hun bestaan en dat kon best ook zo blijven. Wie weet wat er met me zou gebeuren als ze erachter kwamen dat ik wel eens levensbedreigend kon zijn.

Deze dagen hield ik me regelmatig bezig met kleine klusjes voor een bijverdienste. Ik werd daarom ook wel graag gezien. Het was niet dat ik iets te kort kwam bij mijn ouders. Integendeel, ze gaven me alles waar ik maar om vroeg. Toch wilde ik me op de één of andere manier nuttig maken. Het was tijdens één van deze klusjes dat ik twee jaar geleden stootte op een vriendelijk meisje. Ze bleek de dochter te zijn van de man waar ik op dat moment bij werkte. We konden het goed met elkaar vinden. Sindsdien zijn we heel goede vrienden. Ze woonde enkele straten verder van mijn huis.

Op de dag van mijn verjaardag kreeg ik een grote verjaardagstaart van mijn ouders. Het meisje, Faith heette ze, kwam ook op bezoek. Als vrienden spraken we af om mijn verjaardag nog verder te vieren in het woud later die dag. De lente in het woud kon heel mooi zijn. Ik kwam er op mezelf ook regelmatig.

Ik spreidde een rood met wit geruit picknicklaken uit over het zachte mos. De vogels maakten vrolijke deuntjes en het woud was volledig gevuld met prachtigen kersenbloesems. De zon scheen op mijn huid en gaf een aangenaam warm gevoel. Het was zeker de beste dag om te verjaren. Op de achtergrond hoorde ik de zachte stroming van een riviertje in de buurt. Ik nam de fles die ik bij me had en wandelde op een rustig tempo naar de beek. Het water voelde verfrissend aan. Ik vulde mijn fles en keerde terug naar het picknicklaken. Plots zag ik een grote mand op het laken. Nieuwsgierig deed ik de mand open. Hij zat vol met lekkers: fruit, versgebakken brood en een kleine fles roodkleurige vruchtensap.

'Hé, je dacht toch niet dat je daar alleen van kon genieten.'

Ik keek op. Faith had twee lange vlechten in haar blonde lokken. Haar wit jurkje wapperde in de wind. Ze straalde in haar jongheid.

Ze omhelsde me. 'Nog eens een gelukkige verjaardag!'

'Dank je.' zei ik lichtjes blozend.

'Kom, laten we iets drinken.' zei ze en nam de mand in haar armen. Ze nam er twee glazen uit en schonk ze in.

Ik glimlachte naar haar. Daarna proefde ik van het vruchtensap. Het smaakte een beetje zuur maar met een zoet tintje erin. Een goede smaak vond ik wel. We praatten goed bij en voor we het wisten was het al avond. Ook al was ze een goede vriendin van me, toch mocht ze niets weten van mijn onmenselijke kant. Het was misschien vreemd om dat voor één van je beste vrienden te verzwijgen, maar het was echt beter zo. Het was niet dat ik loog ofzo, er was gewoon een deel van me dat geheim moest blijven.

Voordat ik werd opgevangen door mijn pleegouders, had ik iemand anders die voor me zorgde. Ik wist niet veel meer van hem, maar ik weet wel dat hij één van de sterkere weerwolven was. Jammer genoeg had hij me van de één op de andere dag verlaten. Ik begrijp nog steeds niet waarom. Hij was de enige soortgenoot die ik in mijn hele leven heb gekend. Ik geloof niet dat ze hier wonen, maar waar dan wel? Ik heb vaak achter mijn afkomst gevraagd aan mijn pleegouders, maar ook zij lijken er maar weinig over te weten.

De zon ging langzaam onder en we genoten van de laatste zonnestralen. Ik had een roze bloemenkrans gemaakt en zette die op haar hoofd. Het viel me nu pas op dat ik best slaperig was. Normaal gezien was ik nooit zo vroeg in de avond moe. Maar ik besloot het vreemde gevoel te negeren.

'Oh dankje, die is zeer mooi.' Ze schonk nog het laatste beetje van de fles voor me in.

'Ik vond het leuk met je.' zei ik.

'Ik ook.' ze keek me heel liefjes aan. Ze kwam alsmaar dichterbij en omhelsde me. Daarbij gaf ze me een kus op de wang.

In onze omhelzing bloosde ik opnieuw. Zou ze me leuk vinden? Meer dan alleen vriendschap? Voordat ik er verder over kon nadenken, boorde er plotseling een scherp metaal door mijn rug. Het deed hels veel pijn en een oorverdovende schreeuw kwam uit mijn mond. Het metaal verbrandde heel mijn binnenste. Ik maakte me los uit de omhelzing.

Faith stond op en keek me met een boosaardige blik aan. 'Dacht je nu echt dat ik niet doorhad wat je was?'

Ik probeerde ook op te staan, maar mijn sufheid en de wonde weerhielden me daarvan. Ze duwde me op mijn rug en ging bovenop me zitten. Met haar gewicht probeerde ze me volledig op de grond te drukken.

'Dit overleef je niet. Metaal brand je weg vanbinnen.' Ze haalde een injectienaald boven en spoot iets in mijn arm. 'Zeg maar dag tegen het rijk van de levenden.'

Zwart verkleinde mijn zicht. Mijn ogen draaiden even weg. Met veel moeite opende ik ze weer. Ik ontblote grommend mijn tanden. 'Denk maar niet dat je daar zomaar vanaf komt.'

Met al mijn kracht duwde ik haar van me af en vervolgens stond ik op. Mijn hoofd tolde en ik moest mijn ogen samen knijpen om scherp te kunnen zien. Mijn kleren voelden doorweekt aan van het bloed, maar ik probeerde de pijn toch te negeren. Voor Faith kon reageren, sprong ik op haar af en het lukte me om ze in een dodelijke greep tegen een boom aan te drukken. Ik hield haar vast met mijn twee handen rond haar nek.

Eén seconde lang zag ik in haar blik een soort angst verschijnen, maar die verdween al even snel als die gekomen was.

'Ik geloof niet dat ik van zo'n dreigement bang moet zijn.' zei ze met een boosaardige grijns op haar gezicht.

Uit het niets haalde ze een dolk tevoorschijn en stak deze een aantal keren in mijn buik. Mijn greep kon ik niet langer houden en mijn handen losten zich van haar keel. Vervolgens gaf ze me een stevige trap waardoor ik naar achteren viel. Ik hoorde haar hijgend naar adem happen.

Ik wilde nog niet doodgaan, er was nog zoveel dat ik te weten moest komen over mezelf. Hoe had ik me zo kunnen laten bedriegen door iemand. Ik kon niets meer. Zonder me nog te verroeren gleed ik langzaam weg.

Wolf identityWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu