Hoofdstuk 1

376 11 4
                                    

POV. Ilythyrra Glynfina

Ik loop rustig naar de Steigerende Pony. Ik heb de kap van mijn cape over mijn hoofd getrokken. Ik heb liever niet dat de mensen zien dat ik een elf ben. Ik ben al een tijdje in Breeg, ik denk nu ongeveer 1 week en nog niemand heeft gezien dat ik een elf ben. Ik loop de Steigerende Pony binnen en loop gelijk door naar een tafeltje in de hoek van het café. Ik neem plaats aan het tafeltje en neem de mensen in het café in mij op. Tot mijn verbazing zijn er 4 hobbits aanwezig. Ik blijf de hobbits aandachtig bekijken. Ik volg elke beweging die ze maken. Dan wordt mijn aandacht getrokken, door een persoon achter een van de hobbits. Hij heeft een cape om en de kap daarvan over zijn hoofd getrokken, net zoals ik. Ik concentreer mij op de man en probeer zijn gezicht te zien onder zijn kap. Als dat uiteindelijk lukt zie ik dat hij met zijn ogen de hobbits volgt. Ik hoor ineens een harde klap en draai mijn hoofd zo snel mogelijk naar de plek waar het geluid vandaan komt. Ik zie dat heel wat mensen naar een bepaalde plek kijken, maar de plek is leeg er is niks te zien. Dan zie ik vanuit mijn ooghoek de man met de kap bewegen. Hij staat ineens heel snel op en loopt de trap op van het café. Die trap lijd naar de overnachtingsplekken voor reizigers. Ik besluit de man te volgen, maar voordat ik dat doe kijk ik nog een keer naar de hobbits. Er mist een hobbit, raar. Dan draai ik mij om en loop snel de trap op naar boven, achter de man met de kap aan.

Als ik bijna bovenaan de trap ben hoor ik iemand praten. Ik spits mijn elfen oren en hoor zo het gesprek. "Je bent veel te gevaarlijk bezig! Doordat je die ring hebt gebruikt weten de Zwarte Ruiters waar je bent!" Ik huiver bij het horen van de naam van de Zwarte Ruiters. Ik ben ze ooit tegengekomen, niet zulke spraakzame ruiters, zal ik maar zeggen. Ik hoor gestommel achter mij en loop snel de trap verder op. Ik ga snel naar links en ga daar nonchalant tegen de muur aan staan. De drie overgebleven hobbits komen de trap op rennen. Ze kijken eerst rechts en dan links. Als ze mij zien staan blijven ze even kijken. "We moeten Frodo vinden en snel!", zegt een van de hobbits. De twee anderen hobbits draaien zich naar de anderen hobbit om en knikken instemmend. Een van de kamerdeuren wordt opengedaan en de man met de kap en de vierde hobbit komen naar buiten. De drie hobbits op de gang trekken allemaal een dolk en wijzen ermee in de richting van de man met de kap. "Jongen, rustig, hij doet ons niks! Hij gaat ons helpen!", zegt de hobbit die bij de man met de kap staat. Ik kijk van onder mijn kap nog eens goed naar de man en zie dat hij zijn blik van de hobbits laat afdwalen en zijn ogen dan op mij richt. Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes. Ik pak de rand van mijn kap vast en trek mijn kap zo nog iets verder over mijn hoofd. "Laten we gaan, voordat de ruiters arriveren!", zegt de man met de kap, terwijl hij argwanend mijn kant op blijft kijken. Hij duwt de vier hobbits de trap af het café weer in. Ik blijf even wachten en loop dan zelf ook de trap af.

Als ik beneden kom zie ik net de laatste hobbit het café uitlopen. Ik ga ren snel naar de deur van het café toe, daarbij stoot ik wel wat mensen aan de kant en wordt ik boos na geroepen. Bij de deur stop ik en kijk ik door het raam naar buiten. Ik zie dat de hobbits en de man bij de overkant naar binnen gaan. Wat betekent dat ze in een normaal huis zijn, dus dat ik er niet zomaar naar binnen kan. Ik doe de deur van het café open en loop de kille buitenlucht in. Ik kijk voor de zekerheid om mij heen of niemand mij ziet en ren dan naar de overkant van de straat en begin de muur van het huis te beklimmen, wat eerlijk gezegd best makkelijk gaat. Binnen no time zit ik boven op het dak van het huis. Ik luister naar het gesprek dat binnen in het huis wordt gevoerd. "Jullie moeten gaan slapen, we beginnen morgen een zware tocht en ik denk dat jullie die niet zullen overleven als jullie niet genoeg hebben geslapen van te voren!", hoor ik de man met de kap zeggen. "We weten je naam nog niet eens! Waarom zouden wij gaan slapen als u ons uw naam nog niet eens hebt verteld!", hoor ik een van de hobbits zeggen. Ik hoor dat de man met de kap zucht. "Als ik mijn naam vertel, zullen jullie dan gaan slapen?", vraagt hij lichtelijk geërgerd. Ik hoor dat er geen antwoord wordt gegeven, maar ik vermoed dat de hobbits geknikt hebben, want de man met de kap vertelt zijn naam. "Ik ben Strider", hoor ik de man met de kap zeggen. Ik hoef hem dus geen man met de kap meer te noemen. Ik wil het gesprek verder luisteren, maar mijn aandacht wordt getrokken door hoefgetrappel een paar kilometer verderop. Soms ben ik echt heel erg blij dat ik een elf ben! Ik concerteer mij nu op het hoefgetrappel. Zouden dat de Zwarte Ruiters zijn? Mijn vraag wordt bijna meteen beantwoord, door een kreet die ik door mijn botten heen voel gaan. Ik hoor dat een van de hobbits even zacht gilt, maar dan is het weer stil in het huis en concerteer ik mij weer op het hoefgetrappel dat steeds dichterbij komt. De paarden van de Zwarte Ruiters zitten in galop, wat betekent dat ze binnen enkele minuten hier zullen zijn.

Ik had gelijk. Na tien minuten komen de Zwarte Ruiters aan bij de poort van de Breeg. De oude man wilt gaan kijken wie het is, maar voordat hij dat kan doen stormen de Zwarte Ruiters met hun paarden de poort plat. De man kan net op tijd weg stappen van de neerkomende poort. De Zwarte Ruiters rijden gewoon door en stoppen pas bij de Steigerende Pony. Daar stappen ze van hun paarden af en lopen ze het café in. Ik kijk ze na en hoor angstige kreten vanuit de Steigerende Pony komen. Ik zou nu zo graag terug het café in gaan en die mensen daar helpen, maar na mijn eerste ontmoeting met de Zwarte Ruiters blijf ik toch liever uit hun buurt. Ineens gaat het licht aan in de kamer die precies tegenover mij zit. Ik zie dat de Zwarte Ruiters in tweetallen bij een bed gaan staan en dan hun zwaarden in het bed steken en er weer uithalen en er weer opnieuw in steken. Dan pakt een van de Zwarte Ruiters het dekbed vast en trekt het van het bed af. Als hij alleen een kapot kussen aantreft gilt hij weer zo'n akelige gil die ik door mijn botten heen voel gaan. Ik krimp een beetje in een. Als ik iets moet kiezen waar ik bang voor ben, dan zouden het de Zwarte Ruiters zijn. Je kunt ze niet doden, ook al werkt in brand zetten wel om ze van je weg te houden. De Zwarte Ruiters verlaten de kamer weer en komen even later de Steigerende Pony weer uit lopen. Ze kijken rond door de straat en stijgen dan weer op hun paarden, waarna ze gelijk de Breeg weer uitgalopperen. Ik haal rustig adem als ik ze niet meer zie of hoor. "De Zwarte Ruiters zijn weg, ga nu maar rustig slapen! We moeten morgen vroeg op! Ik wil voordat de zon is opgekomen vertrekken!", hoor ik Strider zeggen. De hobbits waren blijkbaar nog steeds wakker.

Na een tijdje hoor ik geen geluid meer uit het huis komen, het is verder ook helemaal stil, behalve dan dat er soms mensen uit de Steigerende Pony komen en naar hun huis gaan. Ik bekijk iedereen aandachtig, die door de straat loopt. Er komen steeds minder mensen uit het café en dan zie ik dat het ligt in de Steigerende Pony ook uit gaan, wat betekent dat er niemand meer is. Ik ga liggen op het dak en kijk naar de sterren. Zou mijn vader nu ook naar de sterren kijken? Met die gedachten blijf ik de hele nacht lang naar de sterren kijken.

Ik schrik op uit mijn gedachten, als ik geluid hoor komen vanuit het huis onder mij. "Ik heb een pony kunnen regelen, die onze spullen kan dragen tot we in Rivendell zijn.", hoor ik Strider zeggen. "Heeft de pony ook een naam?", hoor ik een van de hobbits vragen. "Ja Sam, de pony heet Bill!", hoor ik Strider zeggen. Die hobbit heet dus Sam, geen flauw idee welke hobbit het is van de vier, maar nu weet ik tenminste dat er een hobbit Frodo heet en een hobbit Sam heet. Ik kijk in mijn tas die ik naast mij heb liggen en zie dat er nog genoeg in zit voor de reis naar Rivendell, dus ik hoef niet extra eten te halen.

Na een tijdje hoor ik de deur van het huis open gaan en zie ik dat Strider en de vier hobbits naar een pony aan de overkant van de straat lopen. Dat zal dan wel Bill zijn. Strider zadelt Bill op met allemaal tassen en een van de hobbits is Bill aan het aaien, dat zal wel Sam zijn. "Laten we gaan! Hoe eerder we vertrekken hoe eerder we in Rivendell zijn. We hebben een reis van 40 dagen voor de boeg!", zegt Strider. Ik zie dat de hobbits schrikken. "Maar meneer Strider, dat is toch veel te lang!", zegt een van de hobbits ongelovig. "Merry, het wordt vast geweldig!", zegt een van de hobbits enthousiast tegen de hobbit die net sprak. Dan vertrekken Strider en de hobbits uit de Breeg, ik volg ze over de daken. Dan klim ik via een muur van een huis naar beneden en volg Strider en de hobbits de Breeg uit. Hier begint mijn avontuur.

______________________

1713 woorden, hopelijk kunnen jullie hier een week mee vooruit! Over een week komt er weer een nieuw hoofdstuk online!

Laat mij in de tussentijd even weten wat jullie tot nu toe van het boek vinden :)

Xx Esmee


The Secret Elf - LOTRWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu