Hoofdstuk 4

288 9 2
                                    

POV. Ilythyrra Glynfina

Iemand tikt op mijn schouder. Ik kijk op en zie een elf staan. Ik ken de elf niet, maar ik weet wel zeker dat hij van Mirkwood is. "Gaat het goed, milady?", vraagt de elf. Hij reikt zijn hand naar mij uit, als teken dat hij mijn mee overeind wil helpen. Ik pak zijn hand aan en knik. "Het gaat prima", zeg ik. De elf helpt mij overeind en laat dan mijn hand los. "Wat doet een elf van Lothlórien hier in Rivendell, als ik vragen mag?", vraagt de elf. "Wat doet een elf uit Mirkwood hier?", antwoord ik en kijk hem diep in zijn ogen aan. "Ik ben hier in opdracht van Heer Thranduil", antwoordt de elf. "Ik ben hier omdat ik geen keuze had", zeg ik. Ik kijk de elf nog een keer aan en loop dan de gang uit, naar weet ik veel waar.

Ik kom in de tuinen van Rivendell uit en ga op een bankje zitten dat naast het pad staat. Ik kijk naar een vilder die voorbij vliegt. Vliegen, dat zou ik ook wel eens willen doen. Ik hoor dat er iemand anders de tuin in komt, sowieso geen elf. Ik kijk in de richting van het geluid en zie een oude hobbit mijn kant op lopen. Hij komt naast mij zitten. Als de hobbit ziet dat ik naar hem kijk, buigt hij ligt naar mij. "Je hoeft niet voor mij te buigen hoor", zeg ik met een glimlach. De hobbit glimlacht terug naar mij. "Bilbo Baggins", zegt de hobbit en steekt zijn hand naar mij uit. "Ilythyrra", zeg ik en schut zijn hand. "Geen achternaam? De meeste elfen zeggen hun achternaam altijd als ze zichzelf voorstellen", zegt Bilbo. "Glynfina", zeg ik. "Ilythyrra Glynfina", herhaalt Bilbo mij naam. Ik knik. "Dat is een mooie naam, milady", zegt Bilbo. "Diola lle", zeg ik glimlachend. Bilbo glimlacht terug naar mij. "Ik ga nu", zeg ik en sta op van het bankje. Ik buig mijn hoofd nog naar Bilbo en loop dan terug het paleis in.

Ik loop een hoek om en hoor stemmen. "Dan is het reisgenootschap nu compleet", hoor ik heer Elrond zeggen. Welk reisgenootschap? "Goed, waar gaan we naartoe?", hoor ik een van de hobbits vragen. Ik kan op dit moment niet plaatsen welke van de vier hobbits het is. Ik denk of Merry of Pippin. Ik loop op het geluid van de stemmen af en zie dan een soort van bijeenkomst. De elf van Mirkwood die ik eerder had gesproken zit op een van de stoelen. Legolas, Strider, Gandalf, Sam, Frodo, Merry, Pippin, een dwerg en een mens waarvan ik de namen niet weet, staan in het midden van de kring. Dat zal dan wel het reisgenootschap zijn. Dan kijk ik naar heer Elrond. Hij laat zijn blik op mij rusten, waarschijnlijk omdat ik ineens aan de rand ben verschenen. "Ilythyrra, dit is een geheime bespreking, wat doe je hier?", vraagt hij op zachte toon. "Ik hoorde stemmen en wilde weten wie het waren, mijn heer", zeg ik. Ik voel de blikken van alle personen op mij branden, wat mij een vervelend gevoel geeft. "Maar nu ik hier toch ben, waar gaat dit reisgenootschap heen?", vraag ik nieuwsgierig. Ik loop de halve kring met stoelen in en ga op een lege stoel zitten en kijk afwachtend naar heer Elrond. "Dat kan ik helaas niet zeggen", zegt heer Elrond. "Dan niet", zeg ik en zucht. "Ga jullie spullen pakken, jullie vertrekken morgen voor zonsopkomst", zegt heer Elrond. Iedereen verlaat langzaam de vergadering. Ik blijf in de stoel zitten, geen zin om op te staan. "Ilythyrra", zegt heer Elrond. "Wat?", zucht ik en ik kijk heer Elrond aan. "Je moeder vroeg naar je, ze wil dat je terug gaat naar Lothlórien", zegt heer Elrond. "Ik ga niet terug en zeker niet voor mijn moeder! Als ik terug zou gaan, zou ik voor mijn vader terug gaan!", zeg ik. "Ilythyrra, ik denk dat je geen keuze hebt", zegt heer Elrond. "Ik heb altijd een keuze!", zeg ik boos. Ik sta op uit mijn stoel en loop weg van heer Elrond. Ik ga opzoek naar de kamer die mij is toegewezen.

Ik kom eindelijk in mijn kamer aan. Ik loop mijn kamer binnen en doe de deur achter mij zicht. Ik loop naar mijn bed toe en laat mezelf erop neervallen. Ik draai mezelf om, zodat ik naar het plafond kan staren. Ik voel dat een traan mijn oog verlaat. Ik geef er niet veel om en laat de traan zijn weg naar beneden zoeken. Mijn moeder heeft mij laten vallen toen ik haar het meest nodig had. Ik begrijp best dat het niet de bedoeling was dat ik geboren werd, maar dan hoeft ze ook niet zo te doen. Ze heeft mij nooit als haar eigen dochter behandeld. Daarom had mijn vader mij meegenomen, weg van mijn moeder. Ik ben hem daar nog steeds dankbaar voor. Waarom ik bij mijn vader ben weggegaan? Mijn vader had gezegd dat ik mijn eigen weg moest volgen. Dat ik de wijde wereld in moest gaan en mijn leven voorzetten. Hij zou blijven wonen in Rohan. Hij wilde dat ik mijn eigen pad zou vinden en ik heb naar hem geluisterd. Ik was weggegaan. Ik had op mijn paard Sunrise gereisd, maar tijdens die reis kwam ik de Zwarte Ruiters tegen, ik kende het gevaar wat hun meebrachten niet en wilde ze om de weg vragen. Maar toen ze mij aankeken, zag ik geen gezichten. Maar een diep zwart gat. Ik was geschrokken en Sunrise ook. Sunrise had gesteigerd en ik was van haar rug gevallen. Sunrise was weg gegaloppeerd, waardoor ik alleen met de Zwarte Ruiters achterbleef. Ik ben van ze weggerend, maar ze hadden mij gevolgd. Ik verstopte mij tussen de grote wortels van een boom en gelukkig hebben ze mij toen niet meer gevonden. Ik heb daar een hele tijd gelegen en ben toen verder gegaan. Zonder paard, gewoon lopend. Ik ben uiteindelijk in Gondor terechtgekomen, voor een tijdje was ik daar, maar toen werd ik door de stadhouder voor iets beschuldigd, wat ik niet had gedaan. Faramir, de jongste zoon van de stadhouder Denethor, heeft mij geholpen om te ontsnappen uit de stad. Faramir en ik waren goede vrienden, alleen heb ik hem sinds dat moment niet meer gezien. Ik ben vanaf Gondor naar de Gouw gereisd, daar was het niks voor mij en toen ben in naar de Breeg gereisd. Vanaf daar ben ik naar verschillende plekken gereisd en dan kwam ik altijd weer terug naar de Breeg. Tot het moment dat ik Strider en de vier hobbits zag. Ik glimlach als ik terug denk aan Faramir, ik zou hem zo graag weer willen zien. Hij was zo'n goede vriend, hij was meer als een broer voor mij. Met Boromir, de broer van Faramir, was ik minder goed bevriend, eigenlijk helemaal niet. Ik zag hem niet vaak, omdat hij vaak weg was. Ik zou willen dat ik altijd in Gondor had kunnen blijven, daar had ik vrienden, hier niet en nu moet ik weer terug naar mijn moeder. Was ik maar nooit naar Rivendell gegaan.

Er wordt op de deur van mijn kamer geklopt. "Binnen", zeg ik. Ik ga rechtop in het bed zitten. Heer Elrond staat in de deuropening. Je vertrekt morgen voor zonsopkomst naar Lothlórien. Zorg ervoor dat je klaar staat, er gaan twee wachters met je mee. Dat laatste was een verzoek van je moeder", zegt heer Elrond. Ik kijk hem somber aan en knik dan. Nu zal ik wel moeten. Heer Elrond verlaat mijn kamer weer en ik laat mij weer achterover op het bed vallen. Ik laat de tranen over mijn wangen rollen. Nu moet ik wel terug, straks zal ik mijn moeder weer in de ogen moeten kijken. Huilend van ik uiteindelijk in slaap.

____________________________

1308 woorden, niet zo lang als het vorige hoofdstuk, maar het is wel iets! Hopelijk vinden jullie dit boek nog steeds leuk!

Tot volgende week maandag!

Xx Esmee

The Secret Elf - LOTRWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu