Hoofdstuk 6

225 8 0
                                        

POV. Ilythyrra Glynfina

Ik staar naar de lucht. Er vliegt ineens iets langwerpigs door de lucht. "Lathlaeril, zag jij dat ook?", vraag ik. "Wat?", vraagt hij. "Ik zag een pijl en hij was niet van de orks!", zeg ik blij. We liggen nu al een paar dagen in de houten wagen. "Denk je dat we gevonden zijn?", vraagt hij zacht. "Daar kunnen we snel genoeg achterkomen!", zeg ik en ga rechtop in de wagen zitten. De randen zijn hoog, waardoor ik er niet overheen kan kijken. Ik kruip naar de kant waar we de wagen in waren gegooid en kijk over de rand heen, daar kun je er namelijk wel overheen kijken. Ik zie dat de orks hun wapens pakken. Ze worden aangevallen, wacht dat betekent dat wij dus technisch gezien ook worden aangevallen! Misschien weten de aanvallers wel niet dat wij gevangenen zijn, wat zullen ze dan doen? Ik duik weg als er een puil mijn kant in word geschoten. Uit de bossen waar we langs rijden komen elfen met pijl en boog. Ze schieten op de orks en blijkbaar ook op mij nu ze mij gezien hebben. Ik kruip terug naar Lathlaeril. "En?", vraagt Lathlaeril. "De orks worden aangevallen door elfen, ik heb niet kunnen zien welke elfen, dat komt omdat ze ook een pijl naar mijn hoofd schoten", vertel ik. "Laten we dan maar hopen dat ze ons niet doden", zegt Lathlaeril. "Laten we dat hopen, ja", zeg ik. Ik hoor dat buiten de houten wagen het gevecht door gaat.

Ik kijk naar Althidon, hij ligt er nog steeds levenloos bij. Ik weet dat hij niet dood is, maar het ligt al zo lang in dezelfde positie zonder ook maar een keer zijn ogen te open. "Is Althidon al een keer wakker geweest?", vraag ik aan Lathlaeril en kijk weg van Althidon. "Nee, ik vermoed het ergste", zegt Lathlaeril. Ik hoor het verdriet in zijn stem. Ik begrijp hem wel. Althidon was als een broer voor hem. Ze zijn al heel lang beste vrienden, dat hebben ze mij vertelt tijdens de reis, toen we nog niet hierin waren beland. "Hij leeft nog, Lathlaeril, dat weet ik zeker!", verzeker ik hem. Lathlaeril kijkt mij aan met een trieste glimlach, dan trekt Lathlaeril mij naar beneden, net op tijd. Er vliegt namelijk een pijl over mijn hoofd heen en boort een gat in de houten wand van de wagen. Ik kruip naar de pijl toe en trek hem uit de wand. "Dit zijn pijlen die gemaakt zijn in Lothlórien", zeg ik, terwijl ik de pijl bestudeer. "Dat betekent dat de orks worden aangevallen door elfen uit Lothlórien!", zegt Lathlaeril blij. Ik kijk Lathlaeril blij aan. Dit betekent dat we gered worden, behalve als ze ons niet vinden. Mijn glimlach verdwijnt bij die laatste gedachten. "Wat als ze ons niet vinden?", vraag ik bang aan Lathlaeril. Hij glimlacht geruststellend naar mij. "Ze vinden ons wel, dat weet ik zeker!", zegt hij. Ik herhaal die worden in mijn hoofd en knik dan. "Je hebt gelijk, ze zullen de wagens controleren en dan zullen ze ons vinden!", zeg ik en probeer mij aan de gedachten vast te houden.

Langzaam wordt het geschreeuw van gewonden minder. Ook hoor je steeds minder pijlen door de lucht vliegen of zwaarden tegen elkaar aan slaan. Nog steeds is er niemand naar de wagen toegekomen. Langzaam zakt de moed mij weer in de schoenen. Ze zullen ons niet vinden. Misschien zullen ze de wagen wel in de fik zetten! Maar die gedachten schut ik gelijk weer weg, de elfen uit Lothlórien zijn niet zo dom om dat te doen! "Lathlaeril?", vraag ik. "Ja?", vraagt hij. "Denk je dat er nog iemand zal komen? Of denk je dat we hier voor eeuwig zullen vast zitten?", vraag ik, terwijl ik probeer niet bang te klinken. Ik ben bijna nooit bang, maar ik wil toch het liefst niet wegrotten in een houten wagen, terwijl ik gevangen ben genomen door orks. "Ik weet het niet Ilythyrra, als ik eerlijk moet zijn denk ik niet dat er nog iemand zal komen", zegt hij. Ik zucht en sluit mijn ogen even. Ik concentreer mij op de geluiden die te horen zijn buiten de wagen. Maar ik hoor niks, er is niks meer. Een traan verlaat mijn oog. We zullen hier dus eeuwig vast zitten.

Ik schrik als de houten plank, die als deur moet dienen, ineens wordt open gerukt. Het is al een paar uur na het gevecht en al die tijd was er geen geluid meer. Ik kijk naar de persoon die achter de wagen staat. "Haldir?", vraag ik zacht als ik de elf herken. "Ilythyrra?", vraagt hij. "Ja! Ik ben het!", zeg ik blij als hij mij herkent. "Wat doe jij hier?", vraagt Haldir. Hij wenkt een paar elfen. Ze komen de wagen in en maken Lathlaeril, Althidon en mij los. "We waren met zijn drieën op weg naar Lothlórien en toen hebben ze ons beslopen en gevangengenomen", vertel ik aan Haldir. "Althidon? Althidon, alsjeblieft antwoord! Wordt wakker, alsjeblieft!" Ik draai mij om naar Lathlaeril die probeert Althidon wakker te krijgen, maar het lukt niet. Er rolt een traan over mijn wang. Althidon is dood, dat is zeker! "Kom, dan brengen we jullie naar Lothlórien, het is nog niet te laat voor jullie vriend!", zegt Haldir. Haldir helpt mij uit de wagen. Om mij heen liggen allemaal doden orks en ook een paar doden elfen. Er is alweer onnodig elfen bloed vergoten. Dat is precies wat Legolas zei, wat hij niet wilde laten gebeuren. Toch is het alweer gebeurt, door mij. Ik loop achter Haldir aan, het bos in op weg naar Lothlórien, op weg naar mijn moeder.

_______________________________

947woorden! Ik hoop dat jullie het een leuk hoofdstuk vinden!

Ik wilde dit eerder uploaden vanwege dat ik hiervoor zo lang niet had geüpload! Dus nu tot maandag :)

Xx Esmee


The Secret Elf - LOTRWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu