<^>11 <^>

670 40 2
                                    

Ik knik en loop achter haar aan door de gangen. Ze blijft bij twee grote, witte deuren stilstaan. Ze klopt aan en wacht op antwoord voordat ze de deur open duwt.

Binnen is een grote zitkamer. De muren zijn wit en op de grond liggen lichte planken. Er staan twee lichtblauwe banken in het midden van de kamer tegenover elkaar. De man van eerder zit op de bank. 'Uwe majesteit' zegt het meisje met een reverence.

Ik doe haar snel na. 'Dank je voor je hulp Vevay' zegt de man, 'je kunt gaan.'

Vevay knikt en gaat weg. De man loopt naar me toe. 'Laat ik me eerst maar even goed voorstellen' zegt hij, 'mijn naam is Kentigem Trevet. Koning der elven.'

'Dan moet ik mezelf ook maar goed voorstellen misschien' zeg ik zacht, 'mijn naam is Dacey, een mens die bij de demonen woont.'

Hij knikt. 'Ga zitten alsjeblieft' zegt hij.

Ik ga voorzichtig op de bank zitten. 'Thee' vraagt hij.

'Nee, dank u Sire.'

Hij gaat tegenover me zitten. 'Vertel me eens hoe je bij de demonen kwam.'

Ik haal diep adem en vertel het hele verhaal weer overnieuw. Als ik klaar ben zegt hij: 'Allereerst mijn oprechte verontschuldigingen van het doden van je familie. Ten tweede, niemand hier mag je pijn doen. Je bent een losstaand individu. Ten derde, wat wil je dat ik met je doe?'

'Hoe bedoelt u?'

'Ik kan je hier houden' zegt hij, 'dan help je Vevay. Ik kan je ook terug brengen naar de mensen.'

'Nee' zeg ik, 'niet naar de mensen.'

'Waarom niet?'

'Ik ken daar niemand, ik ben anders. Ze zullen me niet accepteren.'

'Mmh, weet de demonenkoning dat je een mens bent?'

'Nee, alleen zijn zoon en prinses Wynnie weten het.'

'Hoe kwamen ze daarachter?'

'Prins Weylyn zag me toen ik mijn haar wilde verfen.'

'Waarmee verf je je haar?'

'Een soort verf dat na een douchbeurt weer weg gaat. Daarna moet ik het weer indoen.'

'En Wynnie kreeg het hoe te horen?'

'Haar broer vertelde haar dat.'

Hij knikt langzaam. 'Dus dan neem ik aan dat je hier blijft?'

'Ehm...'

Het liefste wil ik gewoon terug. Terug naar de demonen. Daar hoor ik thuis. Niet bij de mensen, en ook niet bij de elven. Het is hier veel te stil. 'Ik ehm... ik wil naar de demonen' fluister ik.

Hij vernauwt zijn ogen. 'Naar de demonen' vraagt hij, 'nee. Als koning moet ik iedereen beschermen, die in mijn koninkrijk is, tegen de demonen. En jij bent nu in mijn koninkrijk.'

'Ik kan hier niet blijven' zeg ik, 'bij de demonen doen ze alles anders. Ik ben rampzalig in dingen opruimen en schoonmaken. Daarom moest ik op miss Cessily letten. Dat kan ik wel.'

'Ik laat je niet terug gaan.'

'Sire... ik...'

'Nee!'

Ik krimp ineen. 'Het spijt me' zegt hij, 'soms verlies ik mijn geduld. Maar ik laat je niet terug gaan naar de demonen.'

Hij staat op en begint met ijsberen. Na een tijdje vraagt hij: 'Kun je lezen?'

'Dat kan ik.'

'Dan mag je in de bibliotheek werken. Het enigste wat je hoeft te doen is boeken opzoeken voor elven die ze willen lezen en boeken weer opruimen.'

'Dat kan ik wel denk ik.'

'Goed, dan breng ik je naar de bibliotheek.'

Ik sta op. 'Mag ik u eerst nog iets vragen?'

Hij knikt. 'Natuurlijk, wat is je vraag?'

'Wat gaat u met prins Weylyn doen?'

'Ik dood hem, als er geen troonopvolger is dan is er straks ook geen koninkrijk meer.'

'Wilde u ook prinses Wynnie doden?'

'Ja, maar ik ga haar nu gewoon ontvoeren. Misschien kan ik haar met mijn zoon laten trouwen. Als tweede vrouw of zo.'

Ik knik langzaam. 'Dan breng ik je nu naar de bibliotheek. Je zult samenwerken met Arely. Vevay's moeder.'

'Oké.'


The Demon PrinceWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu